CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, maart 2020 |
Bij de dood van een vooraanstaand musicus komt onvermijdelijk de vraag op: met welke uitvoeringen zal hij voortleven? Deze cd komt in aanmerking. Reinbert de Leeuw had in zijn laatste decennia een internationale carrière, maar vrijwel al zijn uitgebrachte opnamen op cd zijn met Nederlandse musici. Op die regel is deze cd met twee Belgische gezelschappen (Het Collectief en Collegium Vocale Gent) een uitzondering. (Als alles goed gaat verschijnt later dit jaar een tweede cd van De Leeuw met Het Collectief met De Leeuws bewerking van Mahlers Das Lied von der Erde). Heeft dat invloed op zijn aanpak? Enigszins. Het Belgische koor klinkt iets warmer dan het Nederlands Kamerkoor waarmee De Leeuw eerder had gewerkt en De Leeuw geeft daar enigszins aan toe, vandaar dat het koor hier minder warm klinkt dan onder zijn chef-dirigent Philippe Herreweghe. Ook het Belgische instrumentale ensemble Het Collectief klinkt iets minder bijtend dan De Leeuws vaste Nederlandse gezelschap. De soms fragmentarische koorwerken van Janácekworden meer betogen van een zekere lengte. Bovendien zijn de dramatische gebaren licht afgezwakt ten gunste van een iets vriendelijker en zachtaardiger aanpak. Die vriendelijkheid is vooral hoorbaar in het Concertino voor piano en ensemble dat meestal wordt gespeeld door 'een grote solist' die graag groots wil uitpakken. Bij Firkusny en Bavouzet pakt dat geweldig uit en ontstaat een interpretatie die de kracht van de muziek nadrukkelijk presenteert. Hier is de pianist meer een lid van het ensemble dat als geheel een introverte donkere berusting en gelatenheid wil uitstralen. Gebleven ondanks de Belgische aanwezigheid is een klank die dicht in de buurt komt van de arrangementen die gemaakt werden voor de Verein für musikalische Privataufführungen waarin Schönberg rond het einde van de Eerste Wereldoorlog nieuwe stukken presenteerde in kleine bezetting. De soms drukkende sfeer van Janáceks oorspronkelijke werken, met name de kinderrijmpjes van Ríkadla en de Elegie, is ook aanwezig in Reinbert de Leeuws bewerking van de Pianosonate 1.X.1905 voor kamerorkest. De Leeuw is daarmee na Theo Verbey de tweede Nederlander die dit stuk instrumenteerde. Vergelijking van de twee leert veel over de arrangeurs. Beiden streefden ernaar het arrangement niet te laten klinken als bewerkte pianomuziek, Verbey is daar iets beter in geslaagd. Verbey maakte van het werk meer een laatromantisch epos vol hedonistische klankschoonheid, De Leeuw meer een kamermuzikaal drama. Gebleven bij de Leeuw is de associatie met Pijpers harmoniummentaliteit en niet alleen omdat in het ensemble een harmonium meespeelt. De klank heeft een zekere grauwheid die ik niet hoor bij buitenlandse musici in dit repertoire, al is die bij deze drukkende muziek wel gepast en overtuigend gebracht. Het is zeer goed dat Reinbert de Leeuw in zijn inzet voor vroeg-twintigste-eeuws repertoire deze stukken opnam. Ze zijn een intrigerende mix van volksmuziek en expressionisme en worden voortreffelijk uitgevoerd. index |
|