![]() CD-recensie Historische opnamen van Leos Janácek
© Emanuel Overbeeke, februari 2014
|
Een van de meest hartstochtelijke bewonderaars van de Tsjechische componist Leoš Janáček (1854-1928) is zijn landgenoot de schrijver Milan Kundera. In onder meer zijn essaybundel Les testaments trahis uit 1993 (in Nederlandse vertaling een jaar later verschenen onder de titel Verraden testamenten ) beschrijft Kundera de betekenis die Janacek heeft voor hem als schrijver. Dat Kundera in zijn jonge jaren actief was als jazzmusicus speelt daarbij geen kleine rol. Het werk van Janáček en de jazzmuziek hebben aldus Kundera één cruciale eigenschap gemeen: een structuur van thema met variaties, waarbij elke variatie het thema van een andere kant belicht. Dit aspect staat aldus Kundera bij Janáček niet alleen. '[Janáček ] is een van de grootsten van de moderne muziek. In de tijd dat Schönberg en Strawinsky nog composities voor groot orkest schrijven, geeft hij er zich al rekenschap van dat een orkestpartituur doorzakt onder de last van de nutteloze noten. Met dat verlangen naar soberheid begon zijn opstand. U weet (deze tekst komt uit een "Gesprek over de kunst van de compositie" uit De kunst van de roman, verderop aangeduid als KR) dat er in elke muzikale compositie veel techniek zit: de expositie van een thema, de ontwikkeling, de variaties, het vaak zeer geautomatiseerde polyfonische werk, de orkestrale invullingen, de overgangen enz. Tegenwoordig kun je muziek met de computer maken, maar in het hoofd van de componisten heeft de computer altijd al bestaan: ze konden desnoods een sonate vervaardigen zonder één enkel oorspronkelijk idee en alleen door "langs cybernetische weg" de regels van het componeren te ontwikkelen. Janáceks gebod was: "de computer" vernietigen! In plaats van overgangen, een brutale juxtapositie, in plaats van variaties, herhaling, en altijd tot het hart van de zaken doordringen: alleen de noot die iets essentieels te vertellen heeft, heeft bestaansrecht. Met de roman is dat ongeveer hetzelfde: ook die is overbelast door de "techniek", door conventies die in plaats van de auteur werken: een personage exponeren, een milieu beschrijven, de handeling in een historische situatie introduceren, de levenstijd van de personages vullen met nutteloze episoden; elke verandering van decor vereist nieuwe exposities, beschrijvingen, verklaringen. Mijn gebod is "Janácekiaans": de roman ontdoen van het automatisme van de romantechniek, het romanverbalisme, en hem beknopt maken.' De idee van kunst voor of ter verheffing van het volk kreeg een uitloper in de esthetiek van het sociaal-realisme in Tjechoslowakije in de jaren vijftig. Dat hierin geen plaats bestond voor jazzmuziek en Janáceks interpretatie van de volksmuziek, heeft volgens Kundera een eenvoudige verklaring. Zowel de oudste jazzmuziek als de muziek van Janáček vanaf Amarus wortelen in de volksmuziek, maar op deze volksmuziek wordt geïmproviseerd met als resultaat een zeer individuele en oncollectieve uiting. 'Net als Stravinsky hielden de grootmeesters van de jazz van de kunst van de speelse transcriptie en ze componeerden hun eigen versie (...).' Van zijn liefde voor Janáček op deze gronden was het voor Kundera een logische stap naar muziek waarin elke zichtbare volkse inspiratiebron ontbreekt: de muziek die tussen 1945 en 1970 gold als moeilijke avant-garde, bijv. die van Varèse en Xenakis. Omdat Janáceks verwerking van de volksmuziek niet strookte met de richtlijnen van de partij, ging de componist in zijn vaderland jarenlang door voor 'Het zwarte schaap van de familie' (de titel van Kundera's opstel over Janáček uit VT). 'Als een familie er niet in slaagt haar zwarte schaap te vernietigen, dan kleineert ze het met moederlijke toegeeflijkheid. De gangbare opinie in Bohemen, die wil doorgaan voor hem gunstig gezind, rukt hem los uit de context van de moderne muziek en sluit hem op in de lokale problematiek: een passie voor folklore, Moravisch patriottisme, bewondering voor de Vrouw, voor de Natuur, voor Rusland, voor het Slavisch karakter en meer van die leuterpraatjes. Familie, ik haat u. Er is tot op de dag van vandaag door geen enkele van zijn landgenoten ook maar één belangrijke musicologische studie geschreven waarin de esthetische nieuwheid van zijn oeuvre geanalyseerd wordt. (...) En toch heeft deze kleine natie nooit een groter kunstenaar gehad dan hij.' Wie luistert naar de musici in deze box en hen vergelijkt met de vertolkers van nu, zal ontdekken hoezeer Kundera in de loop der jaren zijn zin heeft gekregen. Charles Mackerras geldt nu, m.i. volkomen terecht, als de beste Janáček -dirigent van de laatste vijftig jaar, maar is binnen deze box de outsider. Zijn vertolkingen van de Sinfonietta en de vier ouvertures (eerder uitgebracht op Testament) veranderen de inflecties van de taal in een muzikale lijn, want muziek is geen spreektaal. In zekere zin zijn ze de kiem van de latere, terecht bejubelde opnamen van de opera's gemaakt voor Decca rond 1980 waarin hij Tsjechische zangers en westerse instrumentalisten wat dit betreft op één lijn wist te brengen. Mackerras is fel, spitst, genuanceerd in de klank en zeer precies in het ritme. Ademt hij in de opera's (en later ook in de Glagolitische mis) soms met de zangers mee, in de instrumentale muziek is de 'instrumentale frasering' een van de sterkste kanten van zijn uitvoeringen. Hoezeer de tijden veranderd zijn, illustreert ook het feit dat Mackerras in de jaren voor en na de val van het ijzeren gordijn regelmatig Tsjechische muziek uitvoerde in Janáceks eigen land. Was het omdat Tsjechoslowakije geen dirigenten meer had van eigen bodem van het kaliber Talich (de beste Tsjech in deze box) en Ancerl die zich wilden inzetten voor de nationale muziek (in een mate waaraan Nederlandse orkesten een voorbeeld zouden kunnen nemen), of omdat de benadering van Mackerras inmiddels zoveel succes in het westen had dat het voor Tsjechen interessant werd mee te gaan in een onprovinciale aanpak? Een aanwijzing voor dat laatste is de schitterende uitvoering uit 2008 van De excursies van meneer Broucek o.l.v. Jírí Belohlavék voor DGG. Koor en orkest zijn Engels, solisten en dirigent Tsjechisch, maar de klank van het geheel is internationaal modernistisch. Na beluistering van de box moet ik Kundera op één punt ongelijk geven. Lang niet alle Tsjechische musici in de periode 1945-1968 waren in hun benadering van Janáceks muziek, om met Kundera te spreken, 'verzoetelijkend'. Dat geldt zeker voor Talich, wiens soms strakke voortvarende aanpak ook bekend was van zijn uitvoeringen van werken van onder meer Smetana en Dvořák (waarvan een deel gelukkig is uitgebracht op cd). En Talich was rond 1950 de leraar van Mackerras, al heb ik de laatste altijd meer gezien als leerling en niet als discipel, ongeacht met hoeveel Mackerras ook over Talich sprak. En omdat Talich Janáček allesbehalve kleineert met moederlijke toegeeflijkheid, roept het de vraag op, in hoeverre het verwijt van moederlijke toegeeflijkheid meer gericht op mindere artiesten dan op ideologen.. Een andere Tsjechische uitvoering, die Kundera prees als de beste van de twee strijkkwartetten, door het Janáček kwartet, ooit uitgebracht op een LP van Supraphon 50556, is inderdaad uiterst 'kunderaans'. Bakala was soms weliswaar enigszins 'verzoetelijkt', maar altijd krachtig. Waarschijnlijk had Kundera ook flinke kritiek op Tsjechische musicologen die in de tijd van de koude oorlog alles deden om het modernistische (en daarmee in hun ogen westers decadente) van Janáceks muziek te negeren. De val van de muur had ook hier prettige gevolgen. Of ze daarmee wel of niet in de geest van Janáček handelden, is de vraag. Kundera's vader was componist en als zodanig een leerling van Janáček . Bakala kende de componist zelfs uit de eerste hand, getuige de foto's in de genoemde LYS dubbel-cd. Hoe dan hebben, onder meer deze uitvoeringen hebben Janáceks muziek in de aandacht gehouden, ook in het westen. (Veel uitvoeringen van de opera's in het westen van voor 1970 werden verzorgd door Tsjechische musici.) En al hoor ik in de opera's en orkestwerken het liefst Mackerras, de uitvoeringen in deze box zijn een onmisbare schakel in de componists tweede leven. index |
|