CD-recensie

 

© Emanuel Overbeeke, maart 2018

 

Debussy: Préludes (Boek II) - En blanc et noir *

Maurizio Pollini, Daniele Pollini* (piano)
DG 4798490 • 49' •
Opname: oktober 2016, München

* * *

Debussy: Estampes - Clair de lune - La plus que lente - Élégie - Préludes (Boek I)

Daniel Barenboim (piano)
DG 4798741 • 69' •
Opname: augustus 1998, Tarragona (Préludes) en oktober 2017, Berlijn

* * *

Debussy: Images (I en II) - Children's corner - Suite bergamasque - L'Isle joyeuse

Seong-Jin Cho (piano)
DG 4798308 • 72' •
Opname: juni 2017, Berlijn

   
 
 

Dit jaar herdenkt de muziekwereld de honderdste sterfdag van Debussy (25 maart 1918). Zijn muziek mag dan inmiddels gecanoniseerd zijn, dat betekent niet dat er geen debat (meer) is. Hij is een componist voor iedereen omdat hij iedereen wat biedt, terwijl niemand hem helemaal kan inlijven. Er mag dan een soort consensus bestaan (eerst de impressionist, daarna meer de vernieuwer) maar zijn muziek blijft even aanlokkelijk als ongrijpbaar. En zoals bij elke componist van zijn kaliber, overtreft de waardering voor de kwaliteit (waarvan mysterie een wezenlijk element is) het begrijpen van zijn taal. Er is wel herkenning, maar geen stereotiepe herhaling van vertrouwde figuren. Zijn stijl is even resoluut als achteloos. Het grootste nadeel daarvan voor een recensent is dat de kwaliteit van de muziek de eventuele kritiek op een uitvoering altijd overstemt. Ook bij mindere uitvoeringen luistert men met plezier en zelfs de beste uitvoering is niet meer dan een splinter van een onafzienbaar universum.

De drie pianisten in deze vergelijking zijn geen Debussy-specialisten. Het voordeel ervan is dat zij zich niet veel aantrekken van een concensus, als zij daar al in geloven. De kern van hun kunstenaarschap ligt niet bij deze componist (zoals men wel Reinbert de Leeuw kan verklaren vanuit zijn liefde voor de vroege Satie en de Duitse laat-romantiek en Boulez vanuit Webern en Debussy), maar bij hun persoonlijkheid. Ook al hebben ze zich nog zo uitgebreid verdiept in de muziek onder behandeling (bij de cd van Barenboim wordt dat expliciet vermeld, alsof dat iets bijzonders is), hun cd's klinken meer naar de vertolker.

Seong-Jin Cho won in 2015 het Chopin-concours en maakte daarna twee cd's met werken van de Pool. Deze cd, zijn derde, is zijn eerste niet gewijd aan Chopin. Dat hij een uitstapje maakt, is half waar. Hij speelt Debussy zoals hij ook Chopin speelt: dramatiek en energie worden gesmoord in schoonheid en lichtheid. Zijn techniek stelt hem in staat alles te spelen als een vluchtende vlinder en zijn hang naar vertragingen aan het einde van de frasen geeft zijn spel op den duur iets voorspelbaars. Het beste zijn de momenten in de stukken die zich het beste lenen voor dit type spel, zoals de langzame passages in de Images en Children's corner. Moet de muziek het hebben van een tamelijk strak vastgehouden ritme, dan neemt hij vaak curieuze vrijheden die de ritmische regelmaat (die er bij Debussy soms ook is) mooi laat ontsporen in een vertoon van klankfetisjisme. Gelukkig heeft hij voor deze cd bijna allemaal werken gekozen die aansluiten bij dit vrij beperkte arsenaal aan expressieve middelen. Zeer representatief is zijn vertolking van L'Isle joyeuse, Debussy's meest extatische compositie waarin het traject naar de orgie nog het meest lijkt op een cosmeticaproeverij en de climax het meest op de verantwoord uitgelaten sfeer van Jonge mensen op weg naar het Concertpodium.

Anders dan Cho is Barenboim zeer breed, maar men herkent hem snel. Hij was en is op zijn best als hij op sleeptouw wordt genomen door musici die beduidend beter zijn dan hij (in de pianoconcerten van Brahms met Barbirolli, in die van Beethoven met Klemperer, in die van Bartók met Boulez en in de cellosonates van Brahms met Du Pré). Is hij aangewezen op eigen kracht, dan overheersen figuren waarvan de zin mij vaak onduidelijk is: ze passen niet altijd in het betoog en ze maken de muziek eerder gezwollen dan nieuw. Wat dit betreft is er op deze cd een verschil tussen de opnamen uit 2017 en 1998. De oudere, met de Préludes verscheen eerder op een dvd van EuroArts, getiteld Entre Quatre-z-Yeux, nu te vinden op youtube en ook onlangs heruitgebracht op dvd. Barenboim vertelt daarop over de Préludes, citaten van Debussy en anderen worden gebracht tussen de Préludes door en de uitvoeringen zijn gefilmd in een chique fin de siècle entourage compleet met mysterieuze danseres in onbetaalbare kleren afgewisseld met soft focus films van bijna stilstaand water (terwijl Debussy afkomstig was uit een zeer prozaïsch, straatarm deel van de arbeidersklasse). In combinatie met die beelden lijken de uitvoeringen sfeervol en daarmee passend, maar gebracht als autonome uitingen is het soms lastig de aandacht erbij te houden. Als er een visie is, dan een lichtelijke neiging tot gezwollenheid. Barenboim legt graag uit, ook buiten de documentaire, en omschrijft 'de Franse muziek' als een mix van verfijning in klank en precisie in ritme. Dat getuigt van inzicht, maar zijn spel is niet altijd inzichtelijk, verfijnd en precies. Ondanks zijn liefde voor Debussy is Barenboim vooral zichzelf.

Ook Pollini blijft zichzelf trouw - deze cd lijkt veel op zijn eerdere cd met Debussy's Études en vooral op die met de Préludes van het eerste boek. Als er een ontwikkeling is, dan is dat een onvermijdelijke: hij wordt ouder. Een paar jaar geleden schreef een recensent dat Pollini (toen begin zeventig) zijn ouderdom toont. Hij was een fractie voorzichtiger geworden en zijn techniek leek iets minder soepel. Die verandering is ook te horen op deze cd (gemaakt toen Pollini 74 was), maar gebleven is gelukkig zijn instelling. In zekere zin doet hij wat Barenboim zegt, zij het zonder Barenboims neiging tot gezwollenheid en ook zonder een lichte verkramptheid die zijn oudere studio-opnamen soms kenmerken (van Debussy wel in de Études, niet in de Préludes boek 1). Maar terwijl Pollini zich nauwelijks publiekelijk uitspreekt over zijn repertoire (hij is geen Rosen, Brendel of Gould), gaat hij door voor de intellectueel, terwijl Barenboim ondanks zijn stellige analyses meer doorgaat voor artiest. Gelukkig telt het klinkende resultaat dus zwaarder dan de overweging die eraan voorafgaat. Behalve de ouderdom toont de cd ook een tweede, zeer welkome ontwikkeling: Pollini is beter in staat het vluchtige en quasi-achteloze van muziek te treffen, wellicht ook omdat hij in En blanc et noir voor twee piano's samenwerkt met zijn zoon die veel minder geneigd is tot een aardse zwaarte en meer tot lichtvoetigheid. De combinatie van Préludes boek 2 en En blanc et noir is een gouden greep: de caprice is het structurerende principe van beide werken. Als men zich niet wil blindstaren op de vluchtige schoonheid die ook in Debussy's muziek zit en bij alle drie de pianisten volop aanwezig is, dan is dit de beste van de drie cd's.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links