CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, september 2017
|
Elliott Carter (1908-2012) was een wonder. Weinigen worden 100, nog minder kunstenaars worden 100, nog minder kunstenaars zijn op die leeftijd nog actief, nog minder kunstenaars schrijven dan meesterwerken. Elliott Carter hoorde tot de laatste groep. Op het concert in New York ter gelegenheid van zijn honderdste verjaardag gaf Daniel Barenboim de première van zijn Interventions, een mini-pianoconcert dat zich kan meten met het beste in dit genre. Drie jaar later organiseerde cellist Fred Sherry een verjaardagsconcert met werken, geschreven na Carters 100ste verjaardag waarin van ouderdomsrust of -berusting geen enkele sprake is (de opname ervan verscheen op dvd, NMC DVD 193). En nu is er een cd met enkele van Carters 'Late Works'. En om een idee te geven van Carters ongekende productie in zijn laatste decennium: cd en dvd overlappen elkaar niet.
Bij de titel Late Works hoort een waarschuwing. Een musicoloog had bij Carters eeuwfeest al opgemerkt dat het bij Carter gezien zijn eeuwige jeugd nooit weet of hij in zijn laatste fase zit. Die laatste opmerking, uiteraard een verwijzing naar de indeling van Beethovens oeuvre in drie perioden (vroeg, midden en laat, terwijl deze componist slechts 57 werd), is om meerdere redenen terecht. Carter was geen componist die op zijn lauweren wilde rusten en niet schroomde onverwachte wegen in te slaan, ook na zijn 90ste (het oudste werk op deze cd, Soundings uit 2005, schreef Carter toen hij 97 was). Volgens zijn vriend en pleitbezorger de pianist Charles Rosen begon Carter er met de jaren steeds jonger uit te zien (kijk maar naar de foto's gemaakt bij Carters Centenary). Wat Rosen over de persoon zei, kan ook worden gezegd van de muziek. Geformuleerd in Beethoveniaanse termen: Carters laatste fase heeft veel weg van een middenperiode, ten minste als men een late stijl wil opvatten als een zeer onsystematische en rapsodische toepassing van kenmerken die in een middenperiode veel dogmatischer en schijnbaar systematischer worden uitgelaten. De 'dogmatiek', men kan beter zeggen vasthoudendheid, heeft bij Carter altijd gezeten in uitgerekend een zeer losse en onschoolse vormbehandeling, terwijl hij in zijn laatste composities zijn beproefde stijlkenmerken veel meer ondergeschikt maakt aan een openlijker en op sporadische momenten zelfs voorspelbare uiting van liefde voor expressionistische dramatiek en terwijl die dramatiek in zijn composities uit de periode 1960-1990 meer verhuld bleef achter een onberekenbaar spel met ritmische polyfonie en Varèse-achtige klanken. Die polyfonie en die klanken zijn weliswaar gebleven, maar de prioriteit is licht veranderd. Een van Carters beslissende ervaringen als kind aldus Charles Rosen was zijn bezoek aan Europa halverwege de jaren twintig en zijn kennismaking met de pas gecomponeerde Suite opus 25 voor piano van Schönberg. De dramatiek van de Tweede Weense School was vanaf 1950 een van de pijlers van zijn stijl. Op deze cd is dat overduidelijk in de Soundings voor orkest. In de Epigrams voor piano, viool en cello uit 2012, een reeks van 12 miniaturen in de sfeer van Webern en Wolpe uit zijn Amerikaanse tijd, zit die liefde voor aforismen halverwege ernst en spel. De late stukken voor piano en orkest duren langer, maar de grote vormen zijn een ingenieuze optelsom van gebaren waarbij telkens de vraag is of het onderdeel is van een groter geheel of een op zichzelf staand gebaar. De beste werken op deze cd zijn Interventions (2007), Dialogues (2003), Soundings (2005), Instances (2012) en Epigrams (2012). Dialogues II (2010) en Two Controversies and a Conversation (2011) zijn iets minder geslaagde want minder persoonlijke toepassingen van zijn taal. Maar alleen al om de beste stukken is deze cd een aanwinst. Het hoge niveau van de composities inspireert de musici overduidelijk. Aimard is in deze stukken voor piano met anderen beter dan in Night Fantasies voor pianosolo dat hij jaren terug opnam. Faust en Melnikov spelen moderne muziek met dezelfde zeggingskracht als klassieke en romantische muziek. En Knussen is de aangewezen figuur om van Carters muzikale splinters coherente en boeiende betogen te maken. index |
|