![]() CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, oktober 2016
|
Onlangs verscheen de biografie van de schrijver Bordewijk, geschreven door Elly Kamp. Is Bordewijk zeer bekend om zijn romans, met name Karakter, Blokken en Bint, minder bekend is dat zijn vrouw ook creatief was, nl. als componiste. Reden genoeg voor Elly Kamp om van haar boek een dubbelbiografie te maken. En om de verschijning van het boek luister bij te zetten is net een cd uit met kamermuziek, uitgevoerd door uitstekende musici. Johanna Bordewijk-Roepman (1892-1971) kreeg als componiste naam in de jaren twintig, aanvankelijk met stukken voor kleine kinderen (de componiste had destijds twee kinderen van deze leeftijd). Later volgden enkele orkestwerken waarvan met name The Garden of Allah (1927), Les illuminations (1940) en haar Pianoconcert (1940). Tijdens en na de oorlog ontstonden onder meer enkele pianostukken, die aanvankelijk weerklank vonden, maar de groeiende moeite haar werk uitgevoerd te krijgen was en wellicht een oorzaak van het feit dat zij na 1961 niet meer componeerde. Wat misschien ook meespeelde, is het onvermogen van anderen haar muziek te classificeren. Voor de oorlog stond zij ver van de destijds dominante en toonaangevende stijl van figuren als Willem Pijper en Hendrik Andriessen, na de oorlog ver van het polderneoclassicisme met impressionistische en expressionistische tinten van personen als Flothuis, Henkemans, Delden en Orthel. Zowel in stijl als in ontstaansperiode zijn de composities nogal verschillend. Als er voor de oorlog een bindend element is, dan is dat enerzijds een demonstratief aangezette ernst, met name in de liederen op Duitse teksten en anderzijds de angst dat het lijntje breekt en dat ze helemaal los gaat. Een mooi voorbeeld is het vijfde van de Sechs Lieder uit 1925 - en denk dan aan Wagner en Wolf.) Die voorzichtigheid is gelukkig behoorlijk afwezig in de pianowerken die ze schreef tijdens en na de oorlog. Met name het Impromptu lijkt een poging een grootse vorm te realiseren (het stuk duurt bijna tien minuten) met van het neoclassicisme wel de energie maar niet de middelen. Veel duidelijker zijn die middelen aanwezig in de Vioolsonate die soms doet denken aan Albert Roussel en Leo Smit. De Franse invloed is zeer duidelijk, maar wordt geen luchtig en vluchtig element. Na de oorlog is die zuidelijke inbreng kleiner maar de hang naar het grote gebaar sterker. In Les Illuminations voor sopraan en orkest boeien de instrumentale passages meer dan de vocale. (De opname van dit werk uit 1941 door Henriëtte Sala met het Concertgebouworkest o.l.v. Eduard van Beinum, een paar geleden door de radio uitgezonden, mag beslist opnieuw worden uitgezonden.) In een artikel uit 1956 over Bordewijk-Roepman schreef Helene Nolthenius dat haar muziek op geen enkele andere lijkt, behalve dan dat ze alleen in de twintigste eeuw ontstaan had kunnen zijn. Die terechte observatie gaat aan een overweging voorbij. Het onclassificeerbare is alleen een probleem als de kunst onvoldoende sterk is, maar een attractie als de muziek meer wordt genoten dan gestigmatiseerd. De muziek van Bordewijk-Roepman is op haar best als ze kan loskomen van haar voorbeelden, d.w.z. het kader van haar voorbeelden loslaat en elementen eruit opneemt in het eigen zelf geschapen en zelfverzekerde kader. Daarom zijn het Impromptu en de Vioolsonate de hoogtepunten van deze cd en staan de liederen te dicht bij de Duitse romantiek om er goed op te kunnen reflecteren. De musici kunnen de mindere stukken niet beter maken dan ze zijn, maar de beste werken inspireren hen tot uitvoeringen waarin ze boven zichzelf uitstijgen. Met name Marcel Worms in de solowerken en Ursula Schoch in de Vioolsonate maken verklaarbaar waarom Bordewijk-Roepmans werk (met name het Pianoconcert) in de vijftien jaar na de oorlog een plek op de orkestpodia had. Het tekstboekje bij de cd, mede geschreven door Elly Kamp, doet uitzien naar haar biografie. index |
|