CD-recensie

 

© Emanuel Overbeeke, mei 2023

Willem Mengelberg – Beethoven Recordings

Beethoven: Symfonie nr. 7 in A, op. 92 - nr.9 in d, op. 125 - Pianoconcert nr. 5 in Es, op. 73 (Keizersconcert - Ouverture Egmont op. 84

To van der Sluys (sopraan), Suze Luger (alt), Louis van Tulder (tenor), Willem Ravelli (bas), Cor de Groot (piano), Koninklijk Oratoriumkoor, Amsterdams Toonkunstkoor, Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg
Willem Mengelberg Society WMS 2023/01-02 • 2.32' • (2 cd's)
Live-opname: april 1940–april 1943, Concertgebouw, Amsterdam

 

Dit is de tweede uitgave van de Willem Mengelberg Society met recente verdoekingen van concertopnamen van het Concertgebouworkest onder de grote naamgever (de eerste is een dubbel-cd met werken van Mahler en Strauss die enige jaren geleden verscheen). De uitstekende toelichting in het tekstboekje is wederom van Mengelbergs biograaf Frits Zwart die ook het initiatief nam tot deze uitgave. De twee symfonieën van Beethoven werden uitgevoerd in april en mei 1940 als onderdeel van de jaarlijkse Beethovencyclus, de overige uitvoeringen dateren uit de oorlog. En net als bij de eerste uitgave zijn de opnamen vertrouwd en verrassend. Door de enorm verbeterde klank horen we niet alleen veel minder ruis, maar klinkt alles veel transparanter en verandert enigszins ons – althans, mijn – beeld van Mengelberg. Evenals bij de onlangs uitgebrachte Furtwängler-box van Warner hoort men hoezeer de dirigent klank inzet als middel om de structuur te articuleren. Dat hij dat niet in elk werk in gelijke mate doet, getuigt van inzicht in de stukken. Het minst gebeurt dit bij de Zevende symfonie die immers van Wagner de bijnaam kreeg Apotheose van de dans en waarin de ritmische energie in alle delen weinig flexibiliteit in de puls verdraagt, zeker in de snelle delen – in het langzame tweede deel neemt Mengelberg iets grotere vrijheden, in de snelle zijn ze subtieler. In het Vijfde pianoconcert neemt de solist minstens zoveel vrijheden als de dirigent en blijkt Mengelberg ook een uitstekende begeleider. Beide musici waren in hun neiging tot majestueus spel zeer aan elkaar gewaagd.

De meeste vrijheden en grootste klankverscheidenheid hoor ik in de langzame delen. Ze zijn zowel minutieus geplaatst als een vanzelfsprekend onderdeel van het klassieke gevoel voor de architectuur waardoor Mengelberg een fraaie middenpositie tussen enerzijds die musici die opzichtiger vrijheden namen als Furtwängler en anderzijds zij die veel bescheidener daarin waren zoals Monteux. Die middenpositie relativeert het beeld van Mengelberg als een uitgesproken romantische dirigent – hij was het veel meer in Bach, Mahler en Strauss dan in Beethoven. Wie Mengelbergs eigenzinnigheid wil horen, komt enorm aan zijn trekken in de slotmaten van de Negende. Tegelijk begon ik, althans vanwege deze uitvoeringen, na te denken over een opmerking die Marius Flothuis (tussen 1937 en 1942 assistent van de artistieke leiding van het orkest) ooit tegen mij maakte. Op mijn vraag of Mengelberg in de loop der jaren muziek van Mahler minder vaak was gaan dirigeren, was zijn antwoord ‘Niet minder vaak, wel minder goed'. Van die achteruitgang is in deze Beethoven-opnamen weinig te merken, zeker niet in de opname van het concert.

Gezien de nu veel beter hoorbare rol van klankkleur in Mengelbergs uitvoeringen ben ik benieuwd naar net zo'n verdoeking van zijn opnamen met Debussy, Ravel (en in mindere mate Franck en Berlioz). Met zo'n klank voegt een heruitgave iets wezenlijks toe.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links