CD-recensie

 

© Emanuel Overbeeke, december 2020

Beethoven Live

Symfonie nr. 1 in C, op. 21
(David Zinman)

Symfonie nr. 2 in D, op. 36
(Leonard Bernstein)

Symfonie nr. 3 in Es, op. 55
(Nikolaus Harnoncourt)

Symfonie nr. 4 in Bes, op.
60 (Herbert Blomstedt)

Symfonie nr. 5 in c, op. 67
(Mariss Jansons)

Symfonie nr. 6 in F, op. 68
(Roger Norrington)

Symfonie nr. 7 in A, op. 92
(Carlos Kleiber)

Symfonie nr. 8 in F, op. 93
(Philippe Herreweghe)

Symfonie nr. 9 in d, op. 125
(Antál Dorati) met Roberta Alexander, Jard van Nes, Horst Laubenthal, Leonard Mróz, koor van het Concertgebouworkest

Koninklijk Concertgebouworkest

Warner 0190296865336 (5 cd's)

Live-opname: 1978-2010, Concertgebouw, Amsterdam

 

De viering van Beethovens 250ste verjaardag liep heel anders dan verwacht. Veel moest door het rondwarende coronavirus worden geannuleerd, maar gelukkig niet alles. Enkele concerten gingen door op ongewone wijze en er verschenen diverse boeken en cd's. Een van de hoogtepunten van de viering is de cd-box met alle symfonieën door het (Koninklijk) Concertgebouworkest met elke symfonie door een andere dirigent, bijna allen gastdirigenten. Alle chef-dirigenten van de laatste vijftig jaar behalve Gatti maakten immers opnamen van alle symfonieën, Haitink met de Amsterdamse keurtroepen, de overige met andere orkesten; daarnaast namen de Amsterdammers alle negen op met drie gasten: Jochum, Sawallisch en Fischer. De oudste drie opnamen in de box (onder Bernstein, Kleiber en Dorati) dateren uit de jaren dat het orkest zich nog niet koninklijk mocht noemen, alle negen bevestigen het predikaat.

Ook al zijn drie opnamen (van Harnoncourt, Jansons en Kleiber) ooit eerder uitgebracht, de box is een geweldige aanwinst, om meerdere redenen. Het toont behalve uiteraard het niveau en de wendbaarheid van orkest en dirigenten ook de ontwikkeling van de uitvoeringspraktijk en de veelzijdigheid van de jubilaris. David Zinman kiest voor een slanke, transparante aanpak zonder theatrale poespas, alsof de symfonie grotendeels van Haydn of een Fransman is. Leonard Bernstein opteert eveneens voor een slanke, transparante aanpak, maar zijn theaterbloed en hang naar pathos kruipt waar men het soms niet verwacht. Nikolaus Harnoncourt houdt van grote voortvarendheid, bruuske accenten en de kracht van het niet-welluidende. Herbert Blomstedt maakt van een relatief lichte Beethoven een relatief sterke Mendelssohn en is de meest serene in dit gezelschap. Mariss Jansons lijkt vooral uit op gedreven beheersing en een volle mooie klank. Roger Norrington kan de snelheid en sterke rechtlijnigheid van zijn authentieke gezelschap (The London Classical Players) ook overbrengen op een ‘gewoon' orkest (om met Haitink te spreken). Carlos Kleiber combineert uiterste precisie in ritme en transparantie met een zwoele en bijna hysterische energie. Philippe Herreweghe is de mildste en zachtaardigste en voor zijn doen ongewoon en in dit geval prettig ad rem. Antál Dorati komt met de minst slanke vertolking in dit gezelschap en benadert Beethoven met het wilde, onstuimige temperament dat zich soms uitstekend leent voor Tsjaikovski.

De verschillen tussen de persoonlijkheden zijn duidelijk en subtiel. Veel groter zijn de overeenkomsten: de nadruk op ritmische continuïteit, de wil het orkest te behandelen als een kamermuziekgezelschap waardoor de polyfonie beter uitkomt (nog het minst bij Dorati) en de afkeer van demonstratief theatraal sentiment omdat de expressie bovenal gestileerd en geobjectiveerd is.

In diverse opzichten is de box ook een tijdsdocument. Het verschil tussen de historische uitvoeringspraktijk en de oudere praktijk die deze aanvankelijk fel bestreed is de laatste decennia enorm verkleind doordat de oudere speelwijze elementen van de nieuwe in zich opnam, met name de helderheid in de meerstemmigheid en de nuancering in de puls, terwijl de principes van de oudere speelwijze in de kern zijn gehandhaafd, met name de ritmische continuïteit en de ijzeren greep op de architectuur. De verschillen tussen enerzijds Harnoncourt, Norrington en Herreweghe en de overige dirigenten worden steeds meer verschillen tussen variaties in plaats van thema's, om maar te zwijgen van de verschillen tussen de dirigenten binnen elk kamp. De persoonlijkheden op de bok zijn ijzersterk, maar het orkest is dat ook. Beethoven is ideaal repertoire om de continuïteit in de klank van het orkest aan te geven, ongetwijfeld ook omdat deze muziek van meet af aan tot het standaardrepertoire van het orkest behoort en omdat het de ontwikkelingen in de klank van instrumenten en de komst van ensembles uitstekend in zich wist op te nemen. Bovendien is de box de zoveelste superieure weerlegging van de theorie dat een uitvoering naar de letter zonder grote en opzichtige vrijheden in puls en polyfonie niet of minder persoonlijk en overtuigend zou zijn dan de vertolking met dergelijke vrijheden. Bijna iedereen weet het al, nu nog Richard Taruskin. (Hij gaf het al toe in een zijstraat.)

De box lijkt een prachtig cadeau voor de koffietafel (bepaald niet de zoveelste opname van dit vaak vastgelegde negental), maar is veel meer: een geweldig visitekaartje van het orkest, de dirigenten, de geschiedenis van de laatste halve eeuw en natuurlijk de componist zonder wiens muziek deze box er nooit zou zijn geweest.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links