CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, juni 2017
|
Deze opname van alle strijkkwartetten van Bartók lijkt op geen enkele andere die ik ken. Alle viertallen die deze zes eerder opnamen (en dat zijn er inmiddels zeer vele) proberen, met meer en minder succes, de turbulentie te verenigen met een vernis van schoonheid en beschaving. Nu beweegt het drama in deze zes kwartetten, zelfs op de rustigste momenten, zich permanent op zo'n voltage dat het bijna onbegrijpelijk is dat sommige viertallen erin slagen of er zeer veel beschaving in te leggen (zoals het Vermeer kwartet) of de wildheid een pantser van wervelende kracht mee te geven (het beste lukte dit het Juilliard kwartet in hun tweede opname van midden jaren zestig). Geconfronteerd met zoveel vechten om schoonheid gooide het Heath kwartet het over een andere boeg. Het stelde niet dit gevecht maar de turbulentie voorop. De gevolgen van die keuze zijn immens. In plaats een poging klassieke proporties en frasering hoorbaar te maken, wat men vooral verwacht in het Derde, Vierde en Vijfde, hoort men vooral de constante storm, alsof de luisteraar geen moment rust mag worden gegund. Is de toon eerder die van een zoete laatromantiek, zij het drastisch gekleurd door naderend onheil, zoals in het Eerste, soms het Tweede en het Zesde, dan horen we de stilte voor de storm. Het duurde even voordat ik mij helemaal gewonnen gaf: de muziek moet niet de musici sturen, maar andersom. Maar gaandeweg wordt de sturing duidelijker: deze muziek is een ononderbroken open wond die geen halve maatregelen verdraagt en de uitvoering een schitterende ondiplomatieke poging daarmee te leven. index |
|