CD-recensie

 

© Emanuel Overbeeke, april 2019

 

Bartók: Strijkkwartetten nr. 1-6 (compl.)

Quatuor Diotima
Naïve V 5452 • 2.44' • (3 cd's)
Opname: maart-mei 2018, Deutschlandfunk, Keulen

   

Soms zit de identiteit van een musicus in een klein hoekje. Het tekstboekje bij de nieuwste uitgave van het Franse Quatuor Diotima met de zes kwartetten van Bartók bevat ook een discografie van het gezelschap. Te midden van voornamelijk hedendaagse componisten (Amerikanen, de Tweede Weense School en Boulez) prijkt ook een cd met kwartetten van Georges Onslow, de Franse Mozart uit de jaren tussen het Rococo en Berlioz toen het Franse componeren zich uitsluitend kon manifesteren met mooie maar niet heel boeiende imitators van de Eerste Weense school. Het Quatuor Diotima dat voor de helft uit niet-Fransen bestaat maar zijn Franse scholing kreeg aan het Parijse conservatorium, illustreert met zijn repertoirekeuze en zijn spel, dat er ook in deze periode van globalisering, die ook gevolgen had voor de uitvoering van oude en nieuwe klassieke muziek, nog steeds zoiets bestaat als nationale identiteit. Deze is weliswaar minder schools en herkenbaar dan in de tijd dat Frankrijk zich nog een wereldmacht waande en met musici als Monteux, Casadesus en Fournier en later componisten als Boulez, Messiaen en Dutilleux zich nog kon gedragen als nu de extreme Brexiteers doen in hun voormalige wereldmacht (Gallica ruled the musical waves), maar de identiteit en vooral het besef ervan zijn er niet minder sterk om.

Dat het Quatuor Diotima ondanks zijn voor de helft niet-Franse bezetting een gallisch gezelschap is, merkt men aan diverse eigenschappen die tot alle zes de kwartetten doordringen. Allereerst de permanente neiging tot instrumentale schoonheid in combinatie met een strak en niettemin vloeiend ritme. Het is iets beter in lange passages met een permanente emotionele hoogspanning dan in korte erupties vol grillige ritmische wendingen. De grote liefde van het kwartet voor die nieuwe muziek die het niet op cd heeft vastgelegd richt zich vooral op componisten buiten het Duitse expressionisme (in hun uitvoeringen van de muziek van de Tweede Weense School en van de late Beethoven voelt men de voortdurende neiging dit expressionisme te brengen als intensiteit in plaats van als delirium). Met die bril is het duidelijk wat de meest geslaagde delen van deze uitgave zijn: het Eerste en Tweede kwartet en de langzame delen van het Vijfde en Zesde. In de meest expressionistische twee (het Derde en Vierde) voelt men de worsteling deze muziek naar de eigen hand te zetten en de hang om de beschaving niet te laten leiden tot mindere spanning. Tenslotte (maar dit betreft de muziek en niet de uitvoering) hoort men ook bij deze musici hoe kortzichtig het is Bartók te zien als een neoclassicist en hoe beperkt het is zijn muziek vooral in verband te brengen met volksmuziek. Als die volksmuziek zeer herkenbaar aanwezig is, vooral in de scherzi en enkele snelle passages, is er Bartóks permanente drang de volksmuziek te sublimeren tot kunstmuziek. Het Quatuor Diotima doet ook gelukkig geen enkele poging de muziek folkloristischer te maken dan die is.).

Als ik bij de uitvoeringen een lichte reserve voel, dan is dat omdat ik bij vlagen de Franse agenda te duidelijk of te eenzijdig hoor. Als één componist kosmopoliet was, in meerdere opzichten, dan wel Bartók. (Bij de cd met Bartóks pianomuziek door de Franse pianist Alain Planès had ik die reserve nog veel sterker.) Dat ik een Franse benadering van Bartók bij Boulez geen bezwaar vindt, is omdat hij niet alleen geschoold is in de esthetiek van het Franse classicisme en impressionisme, maar ook die van het Duitse expressionisme. De uitvoering staat niet in mijn top-drie (die eer blijft voor de Juilliards met hun tweede opname, de oude Hongaren en de Vermeers), maar ik genoot zeer van de worsteling vanuit een visie die licht werpt op Bartóks dramatiek zonder, in de kern beschaafd, Duits-hysterisch-hyperbolisch te worden (de meeste andere complete uitvoeringen die ik ken zijn op hun best in de kwartetten 3-5). De uitvoering van deze zes is de beste van de laatste tien jaar.

De uitvoering bevestigt twee fenomenen. Muziek van de meeste weerstand is onweerstaanbaar voor musici die zulke weerstanden aan kunnen en willen. De muziek die beklijft doet dat omdat ze moeilijk is en weerstanden oproept. Welke andere kwartetten uit Bartóks tijd van toen bekende componisten klinken nu nog regelmatig? Dat is geen kritiek op zijn tijd, want 90 % van de tijdgenoten van Mozart is ook niet te moeite waard, al zijn de mindere goden uit alle tijden soms goed en de moeite waard, bijvoorbeeld Onslow. Selectie op grote kwaliteit is interessanter dan op herkenbare stijl.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links