CD-recensie
© Basia Jaworski, juli 2016
|
|Er zijn van die opera’s waar je niet zo goed raad mee weet. Je vindt het mooi, goddelijk mooi zelfs en je raakt tot in het diepst van je ziel door ontroerd, zonder ook maar één woord van te hebben verstaan. Blijkbaar weet de componist een gevoelige snaar bij je te raken, want luisterend hoop je alleen maar dat de hemelse muziek nooit meer gaat ophouden. Hemels is wellicht ook de beste woord waarmee je Cecilia van Licinio Refice (1883 – 1954), een opera die het meeste weg heeft van een mysteriespel, kan beschrijven. Daar ben ik niet ongevoelig voor. Opgegroeid als joods meisje in het sterk katholieke Polen was ik mij als kind al bewust dat al die wonderen voor mij onbereikbaar en daardoor buitengewoon spannend en aantrekkelijk waren. De legende (en het libretto) in het kort: de bloedmooie Cecilia ging als maagd de martelaarsdood tegemoet, maar niet voordat zij haar echtgenoot Vergilio (die ze facto nooit tot haar man heeft gemaakt) en zijn broer Tiburzio tot het ware geloof heeft overgehaald. Beide heren valt hetzelfde lot ten deel als Cecilia (onthoofding), waarbij Cecilia eerst nog gemarteld wordt, iets wat ze wonderlijk genoeg weet te doorstaan. Cecilia is in zijn muzikale taal onbeschaamd veristisch, met tot het maximum opgevoerd sentiment. Men hoort er flarden Butterfly in, maar de opzwepende akkoorden en de in noten gevangen geuren van rozen en lelies doen mij het meest denken aan Zandonai en zijn Francesca da Rimini. Men proeft ook de sfeer van het Byzantium, die uit La Fiamma van Respighi. Ik vind het heel erg mooi en ik kan me er totaal in verliezen. Tot voor kort kende ik de opera alleen maar uit twee verkorte opnamen, één met Renata Scotto en één met Renata Tebaldi, en van twee aria’s, gezongen door Claudia Muzzio. De in 2013 in het kathedraal van Monte Carlo live opgenomen uitvoering is, voor zo ver ik weet de eerste complete commerciële opname van het werk en het spijt mij om te zeggen dat de uitvoering niet meer dan bevredigend is. index |
|