CD-recensie
© Aart van der Wal, oktober 2018
|
Let wel, dit is geen orkestbewerking van Schuberts Winterreise. Of anders gezegd: dit is meer de Winterreise van Hans Zender dan die van Franz Schubert. Het lijkt daarmee niet of nauwelijks op wat een aantal componisten eerder heeft gedaan: het concipiëren van orkestliederen, met in de voorste gelederen en in alfabetische volgorde Berlioz, Brahms, Britten, Liszt, Offenbach, Reger en Webern. Wat Liszt betreft: hij moet heel veel van 'zijn' Schubert hebben gehouden, getuige de vele liedbewerkingen voor piano solo en niet te vergeten de Wanderer-Fantasie als rijk uitgedost, eendelig pianoconcert. Met Schuberts liederen voor zangstem en (forte)piano is natuurlijk helemaal niets mis. Iedere bewerking die daarvan afwijkt heeft daardoor al bijvoorbaat iets overbodigs. Het is vaak de eenvoud ervan die de indruk ervan nog verder verdiept. Een eenvoud die met iedere orkestversie wel grotendeels verloren moet gaan. Er is geen ontkomen aan: wie een Schubert-lied voor orkest bewerkt tast daarmee het grondconcept ervan aan. Terwijl er geen enkele noodzaak of urgentie is om een Schubert-lied op die manier te verplaatsen van de salon naar de concertzaal, al worden 'Liederabende' wel degelijk en vaak in grote concertzalen gegeven (waar ze dus van nature niet in thuishoren). Een wonderlijke ervaring, die bewerkingen, alleen al in de wetenschap dat Schuberts liederen in hun oorspronkelijke vorm een belangrijke plaats innemen in de West-Europese canon van de liedkunst en geen extra of aanvullende 'behandeling' nodig hebben. In het geval van Hans Zender (1936) liggen de kaarten bepaald anders. Hij nam tekst en muziek van Schuberts Winterreise wel als belangrijkste uitgangspunt, maar concipieerde daaruit een - zoals hij het noemt - 'komponierte Interpretation'. We horen een avontuurlijk getinte exploratie die zich enigszins laat vergelijken met een geheel andere poging, maar in dezelfde richting: die van Heinz Holliger, die voor Schumanns vijf Romances voor cello en piano en Gesänge der Frühe een geheel eigentijds gestemde en aldus nieuwe en volstrekt andere toegangspoort opende. In zekere zin is er ook iets van terug te vinden in wat Luciano Berio in 1988-90 in Schuberts Tiende symfonie in D uit diens sterfjaar 1828 invoegde: het absoluut unieke Rendering per Orchestra. Met de nadruk op 'in zekere zin', want conceptueel zijn de verschillen met zowel Zender als Holliger groot. Ik zie de overeenkomst eerder in het lanceren van uiteenlopende stijlfiguren die het Oude in een Nieuw Licht plaatsen en we te maken krijgen met een soms bizarre, maar altijd weer fascinerende mixture van romantische en eigentijdse klanksculpturen die - zoals in het geval van het voor Winterreise bedachte framewerk - de ijzersterke structuur van het origineel volkomen intact laat. Het is overrompelend en verbazingwekkend, fantastisch (in de letterlijke betekenis!) en paradoxaal. Dat laatste begrip komt uit de mond van Zender zelf: "[.] in dieser Paradoxie geschieht die Weitergabe geistigen Lebens, welche immer als Dialog verschiedener Zeiten von statten gehen muss; als ein Gespräch zwischen vergangener und gerade vergehender Zeit, zwischen alter und junger Mentalität, zwischen altem und erneuerten Lebensgefühl." Daarmee is het dus geen aanvulling op Schuberts Winterreise, of betreft het een vertrouwd werk dat slechts is gehuld in een nieuwe jas, maar wel degelijk een nieuwe compositie met veel eigentijdse facetten, waarin het origineel op verschillende niveaus 'slechts' ligt ingebed. Dat het zo indrukwekkend is komt niet in de laatste plaats door wat Julien Prégardien en de Deutsche Radio Philharmonie onder leiding van Robert Reimer hebben gepresteerd: evenals Schuberts origineel gaat deze 'Zender-versie' door merg en been. Merkwaardig genoeg past de incidenteel niet loepzuivere intonatie (het is wel een live-opname!) van Prégardien perfect bij de boodschap die Zender met dit werk wil overbrengen. Ergo, ik had het niet anders willen horen! Hier wordt met vlag en wimpel gelogenstraft dat wat eens door Schubert werd geconcipieerd geen enkel ander concept zou verdragen. Integendeel, Zenders 'komponierte Interpretation' verwijst dat zelfs glansrijk naar het rijk der fabelen. Een groot eigentijds componist die in het werk van zijn bijna tweehonderd jaar eerder gestorven collega volkomen nieuwe perspectieven ziet en die ook nog met grote verbeeldingskracht weet te realiseren. De hoed gaat hiervoor diep af! ____________ index |
|