CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2024

Zelenka: Triosonates ZWV 181 nr. 1 in F*; nr. 2 in g; nr. 3 in Bes; nr. 4 in g; nr. 5 in F; nr. 6 in c

Ko: Ghosts nr. 1-4

Olivier Stankiewicz en Armand Djikoloum (hobo), Theo Plath (fagot), Satoko Doi-Luck (klavecimbel)*, Jordi Carrasco Hjelm (contrabas)
Challenge Classics CC72977 • 57' + 57' • (2 cd's)
Opname: okt. 2023, BR Studio Franken, Nürnberg

 

Het is in onze rijke westerse muziekgeschiedenis bepaald geen uitzondering: componisten die in hun tijd grote bewondering wisten te oogsten, niet alleen van het publiek maar ook van belangrijke vakgenoten en na hun dood toch ten prooi vielen aan de vergetelheid. Zo ging dat met de Bohemer Jan Dismas Zelenka ((Lounovice 1679 - Dresden 1745). Bach, Telemann en Hasse roemden Zelenka vooral om zijn inventieve contrapunt en de oorspronkelijke wijze waarop hij de in die tijd meest gedurfde harmonieën onder zijn prachtige melodieën plaatste. Een componist van formaat dus.

Zelenka nam, zoals zovele Tsjechische toondichters, al vrij vroeg in zijn creatieve bestaan de wijk naar het veel rijkere Duitsland. Toen was Bohemen nog een arme provincie van het grote Habsburgse rijk en lag het voor de hand om het heil te zoeken bij een van de vele hoven, waar de muziek in de macht en het aanzien van menige vorst geen geringe rol speelde. Wie er een eigen hofkapel op na kon houden was iemand! Zelenka ging naar het machtige Dresden waar hij als bassist een baan vond bij de kapel van de grootvorst. Daar zag men wel wat in de talentvolle Zelenka, hoewel hij tot 1733 tot de slechtst betaalde orkestleden behoorde. De reislustige Zelenka pendelde tussen Dresden, Praag en Wenen, waar hij les nam bij hofcomponist en kapelmeester Johann Joseph Fux. Zelenka vestigde zich uiteindelijk in Dresden, waar het hem niet lukte om het tot kapelmeester te schoppen, evenmin als de grote Bach trouwens. Zelenka moest het doen met de titel kerkcomponist, wat misschien wel sterk verband hield met zijn compositorische oeuvre, dat grotendeels uit kerkmuziek bestaat. Er wordt door sommigen wel beweerd dat zijn instrumentale werken meer avontuur uitstralen dan zijn religieuze muziek, maar die stelling lijkt niet houdbaar wanneer we alleen al zijn latere missen in ogenschouw nemen.

De op dit album vastgelegde zes triosonates zijn, ondanks hun onmiskenbaar grote kwaliteiten, heel lang onder de radar gebleven. Eerst enige decennia terug werden ze herontdekt, met dank aan twee fameuze componisten en hoboïsten: Heinz Holliger en Maurice Bourgue.

De bezetting van deze sonates mag bijzonder heten, want anders dan gebruikelijk heeft Zelenka voor de continuo-groep niet de cello maar de contrabas (toen nog diens voorloper, de violone) voorgeschreven. Vreemd is dat overigens niet, want Zelenka excelleerde op de violone, zijn lijfinstrument. Waaraan nog kan worden toegevoegd dat de hobopartijen en die van de obbligato-fagot ongewoon virtuoos zijn uitgeschreven en ook nu nog een grote uitdaging voor de instrumentalist betekenen.

Alleen van de eerste sonate ontbreekt de partij voor de contrabas, hegeen het ensemble heeft doen besluiten om het werk slechts te spelen met twee hobo's, fagot en klavecimbel (hier bespeeld door Satoko Doi-Luck). Het komt de variëteit zeker ten goede.

De sonates worden afgewisseld door vier zogenaamde ‘ghosts', geesten, van de hand van componiste Tonia Ko (u kunt hier meer over haar lezen). Het zijn eigentijdse tussenspelen gestoeld op Zelenka's vroege en minder bekende vocale muziek en dan met name de ‘Caligaverunt oculi mei' uit de Responsoria pro Hebdomada Sancta ZWV 55. Overtuigd hebben ze mij niet en bovendien vind ik ze niet echt passend binnen het overige programma, al kunnen de meningen daarover uiteraard verschillen.

Maar om toch positief af te sluiten: dit zijn in alle opzichten magnifieke uitvoeringen van een mijns inziens te lang verwaarloosd repertoire. De opname laat de fraaie instrumentale soli en mengkleuren optimaal tot hun recht komen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links