CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2023

Ysaÿe: Sonates voor viool solo op. 27 nr. 1-6

Sonate nr. 1 in g (Joseph Szigeti) - nr. 2 in a (Jacques Thibaud) - nr. 3 in d (George Enescu) - nr. 4 in e (Fritz Kreisler) - nr. 5 in G (Mathieu Crickboom) - nr. 6 in E (Manuel Quiroga)

Hilary Hahn (viool)
DG 4864176 • 64' •
Opname: nov. & dec. 2022, Fraser Performance Studio, GBH Educational Foundation, Boston (VS)

 

Eugène Ysaÿe (1858-1931) behoorde met Fritz Kreisler (1875-1962) tot de meest virtuoze violisten van zijn tijd. En waar Kreisler zich als componist slechts bezighield met het schrijven van salonstukjes, pakte Ysaÿe behoorlijk uit met zijn sonates voor viool solo.

Ysaÿe, de twintigste-eeuwse Paganini, was al op zijn zevende een volwaardige student op het conservatorium in Luik! Dat kleine mannetje met zijn korte ampjes en kleine handjes werd toen al voor vol aangezien, al moest hij zich toen nog uiteraard behelpen met een kinderviool. Op dat conservatorium maar ook daarbuiten sleepte hij meerdere prijzen in de wacht, maar het serieuze slijpen aan zijn vertolkingskunst begon pas in 1876, toen de achttienjarige in Parijs les nam bij Henri Vieuxtemps en vervolgens als concertmeester van het Berlijnse Bilse-orkest aan de slag ging, waar een andere meesterviolist, Joseph Joachim, van Ysaÿes vioolspel gewoon ondersteboven raakte. Ysaÿe bleef spelen als een jonge god, ook toen zijn Stradivarius in 1882 tijdens een Rusland-tournee met zijn pianopartner Anton Rubinstein uit de solistenkamer werd gestolen. Merkwaardig dat hij uitgerekend niet zijn viooldocenten aan het Luikse conservatorium noch grootmeester Vieuxtemps als zijn beste leraren op het gebied van de vertolkingskunst beschouwde, maar een pianist, dezelfde Anton Rubinstein! Misschien was het Rubinstein wel die hem naar hogere muzikale sferen bracht? In ieder geval begon hij meer en meer in te zien dat er warempel toch heel wat meer was tussen hemel en aarde dan virtuoze glitter en epaterend spel. Hij raakte in de ban van juist minder virtuoze muziek, met name van componisten als D'Indy, Fauré, Franck en Chausson. Niet dat die kinderstukjes schreven, bepaald niet, maar het waren wel stuk voor stuk toondichters die meer de diepte zochten dan de oppervlakkige virtuositeit. Hen ging het niet om het spel omwille van het spel, maar om het diepere wezen van de muziek. Franck droeg zijn Vioolsonate aan hem op, Chausson zijn Poème en Debussy zelfs zijn Strijkkwartet.

Eugène Ysaÿe

Wie zo viool kon spelen zou ook weleens net zo goed kunnen componeren. En dus schreef de grootste violist die België ooit had voortgebracht (niemand minder dan Carl Flesch, doorgaans zuinig met complimenten, beschouwde hem als de voortreffelijkste en persoonlijkste violist) uiteraard ook stukken voor viool, met en zonder orkest, waaronder de zes solosonates op. 27, die hij opdroeg aan respectievelijk Joseph Szigeti, Jacques Thibaud, George Enescu, Fritz Kreisler, Mathieu Crickboom en Manuel Quiroga, de een nog een grotere virtuoos dan de ander. Al die opdrachten kunnen niet verhelen dat Ysaÿe zijn solosonates eigenlijk stuk voor stuk aan Bach opdroeg, de componist van de partita’s en sonates voor viool solo, waarvoor Ysaÿe het grootst denkbare ontzag koesterde. In het openingsdeel van de tweede sonate was de Prelude uit Bachs derde Partita in E, BWV 1006 voor Ysaÿe zelfs een belangrijke inspiratiebron (een stuk overigens, waarin de grote klasse van Hahn in een eerdere opname eveneens overrompelend tot uitdrukking kwam)

Hoe moet een violist Ysaÿes sonates tegemoet treden? In ieder geval met heel veel lef, onverschrokken, een waaghals die bereid is om risico’s te nemen bij de meest onwaarschijnlijke dubbelgrepen en akkoorden, ware ‘vechtstukken’, zoals dat geldt voor zoveel stukken voor viool solo (Bach, Bartók, Paganini, enz.).

De Amerikaanse violiste Hilary Hahn speelt deze sonates subliem. Ze staat technisch vér boven deze uiterst weerbarstige materie. ze toont in haar spel de nodige durf en kleurt de verschillende deeltjes met onmiskenbare individualiteit, warm van toon, maar net zo scherp tegen de wind zeilend. Haar vibrato is smaakvol, de fraseringen als om door een ringetje te halen, fijnzinnigheid en detaillering evenzo exemplarisch ls het melodische lijnenspel. De transities verlopen ook dynamisch naadloos, de uiterst snelle toonwisselingen zijn net zo imposant als de uiterst gevarieerde klankwaaiers die ze uit haar instrument weet te toveren. Hahn maakt van op. 27 een grootse muzikale gebeurtenis, diep, warm en intiem, de lyriek net zo overrompelend als wat deze muziek óók vraagt: vuur en vlam, kracht en...durf. Kortom, dit is het mooist denkbare eerbetoon van de ene violist aan de andere.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links