![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2016
|
In het cd-boekje klinkt al gelijk aan het begin een verontschuldiging door: dat echte kenners zich vandaag de dag al gelijk afkeren van een bewerking van het origineel. De gedachte dat het origineel van nature al (veel) beter, interessanter, spannender is zet zo'n transcriptie al prompt op achterstand. Het lijkt mij gelukkig koudwatervrees, want deze cd is echt een 'must have'. Terwijl er bovendien arrangementen bestaan die zelfs meer uit de kast halen dan dat origineel vermocht, zelfs spectaculairder ogen. Zo zwart-wit is het in ieder geval niet. Vroeger was dat dus anders. Het was gebruikelijk dat van symfonieën, concerten, balletten en opera's uittreksels of bewerkingen werden gemaakt die hetzij gewoon thuis (piano twee- of vierhandig), in een kleine ruimte of in de buitenlucht (blaasensembles) konden worden genoten. Zo werden de mooiste aria's door een blaaskwintet, sextet, septet, maar meestal een octet gespeeld, eventueel nog versterkt door een contrafagot of contrabas. Mozart kon dergelijke bewerkingen wel waarderen, zoals blijkt uit een brief aan zijn vader: hij hoorde vanuit het raam van zijn Weense woning een blaaskapel een bewerking spelen en had s er veel schik om. Tussen 1780 en 1820 ontstond in steden als Wenen, Boedapest en Praag zelfs een rage op het gebied van de harmoniemuziek, of kortweg 'Harmonie', zoals het door de meeste muziekuitgevers werd aangeduid. Blaaskapellen genoeg, variërende van slechts een paar tot ruim twintig musici. Populair waren ensembles van zes tot acht muzikanten, te beginnen met twee klarinetten, twee hoorns en twee fagotten. Zo'n ensemble kon nog worden uitgebreid met hobo's en contrabas (niet gemakkelijk mee te sjouwen en dus voorbehouden aan bijzondere gelegenheden). Het favoriete 'basinstrument' in Wenen in die tijd was naast de violone de contrafagot. In Parijs was dat weer anders, was er een voorkeur voor de trombone, en in Londen zelfs de serpent! In de barok was het vooral de hobo die in de blazersensembles de hoofdrol vervulde, eventueel versterkt door de fagot, met klavecimbel en violone als continuo-instrument. In het klassieke Wenen was het sextet populair, met de hoorns vooral voor het harmonisch fundament. Deze orkestjes hadden veelal hun wortels in de typisch militaire kapel (het was ook het leger dat de musici betaalde). Zij effenden het pad voor de 'Harmonie'. Het mag merkwaardig heten dat in die lang vervlogen tijd veel meer belangstelling bestond voor allerlei bewerkingen dan voor specifiek voor de 'Harmonie' geschreven stukken, maar voor beide gold dat aan de uitvoering ervan hoge technische eisen werden gesteld, alleen weggelegd voor blazers die een belangrijke rol vervulden in de orkesten en uit dien hoofde goed werden betaald. Dat geldt trouwens niet minder voor de zeven musici die samen het 'Winds Unlimited' ensemble vormen. Wat mij daarbij opvalt is dat er geen hobo's zijn, terwijl die nu juist zo typisch zijn voor de 'Harmoniemusik' uit die tijd. Maar gelijk hebben ze, want in deze door Sartorius gemaakte bewerkingen komt de hobo vreemd genoeg niet voor (wel twee klarinetten, 2 hoorns, twee fagotten en contrafagot (in dit geval vervangen door de contrabas).
De op deze nieuwe cd verzamelde, uit de periode 1800-1806 stammende bewerkingen van Georg Kaspar Sartorius van Mozarts drie Da Ponte-opera's (Figaro, La Clemenza en Don Giovanni) zijn qua tijdspanne niet zover verwijderd van Mozarts eigen werken voor 'Harmoniemusik', zoals zijn blazersserenades die in 1775 en later ontstonden. Het was tevens in die periode dat rijke Weense lieden er zich op voor lieten staan dat zij er een eigen blaasorkest(je) op nahielden, of dat financieel steunden. Al was het alleen maar om tijdens de rijk uitgedoste soupers en party's de muziek haar werk te laten doen. Mozart zelf roept dat beeld onvergelijkbaar op in het tweede bedrijf van Don Giovanni, als de protagonist tijdens het door hem georganiseerde souper een blaasorkestje laat optreden. De stap van dat deftige souper naar optredens in de buitenlucht was slechts een kleine, totdat het leger van Napoleon Wenen bezette, het keizerlijk hof met de nieuwe mores confronteerde en aan deze frivole bezigheid rigoureus een einde maakte. Als we het over bewerkingen voor 'Harmonie' hebben, vallen er algauw twee bekende namen: die van Josef Triebensee (1772-1846) en van zijn tijdgenoot Georg Kaspar Sartorius (1754-1809). De hoboïst Triebensee was een Bohemer die in die tijd door zijn uitgelezen bewerkingen onder meer veel heeft bijgedragen aan de popularisering van Mozarts opera's. De levensloop van Sartorius is minder bekend. Wel weten we dat hij tot 1809 als componist verbonden was aan het hof van Ludwig X en in diens opdracht een bewerking maakte van de opera Kaspar der Fagottist van Wenzel Müller. Naast bewerkingen van Mozart-opera's (daaronder ook Così fan tutte en Die Zauberflöte ) schreef hij ook arrangementen voor blazers van opera's van Franz Xaver Süssmayr, Peter von Winter en Niccolo Piccinni. Zoals gezegd, musici die zich aan de 'Harmoniemusik' waagden kwamen in die tijd van goeden huize. Dat geldt vandaag niet minder. Het op kopieën van originele instrumenten spelende'Winds Unlimited' biedt ons een vlekkeloze ensembleklank met de daarbij behorende sonoriteit. Daarnaast kan met volle teugen worden genoten van het muzikale joie de vivre dat dit ensemble uitstraalt. index |
|