CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2022 |
Er is veel filmmuziek in omloop die zonder beeld niet interessant (genoeg) is. Dat hoeft niet per se aan de kwaliteit ervan te liggen, want veel ervan is alleen maar als zodanig bedoeld, zelfs volkomen ongeschikt om los van beeld te worden beluisterd. Is het dan een gelukstreffer als voor de film bedoelde muziek zich wel onafhankelijk daarvan goed staande weet te houden? Er is geen eenduidig antwoord voorhanden, maar wel is er het gegeven dat er componisten zijn die bij het componeren van filmmuziek zelfstandige uitvoering ervan al op het netvlies hebben; eventueel met aanpassingen achteraf om haar daarvoor geschikt te maken. Er zijn talloze soundtracks in omloop die hun doel watr dit betreft niet voorbijschieten, zelfs ronduit fascinerend zijn. Zo zal niemandl, denk ik, ontkennen dat de filmmuziek van Leonard Bernstein of Ennio Morricone, Bernard Herrmann of Dmitri Sjostakovitsj, een zelfstandig 'leven' meer dan waard is. Het zijn slechts enige voorbeelden in een vrij lange reeks (John Corigliano reken ik eveneens toe). Ook John (Towner) Williams mag die eer opstrijken, wiens muziek furore maakte in films als Star Wars, Jaws, Close Encounters of the Third Kind, Save Private Ryan en Superman. Star Wars werd door het Amerikaans Filminstituut in 2005 zelfs uitgeroepen tot de 'greatest film score of all time' en opgenomen in het National Recording Registry vanweg het 'culturele, historische of esthetische belang'. De naam van Williams staat in gebeiteld in de Hall of Fame, niet op die bekende boulevard van 'gebroken dromen' in het Amerikaanse filmmekka Hollywood, maar in de Hollywood Bowl. En dat is dan nog maar een tipje van de ijsberg van onderscheidingen en ander huldebetoon. Filmmuziek die de weg naar de concertzaal heeft gevonden maakt helaas tevens de kloof pijnlijk duidelijk tussen haar fhebbers en wat de reguliere concertbezoeker beweegt. Er is het publiek dat wel is geïnteresseerd in bijvoorbeeld de muziek van Nicholas Hooper bij de film Harry Potter, maar niet in een Beethoven-symfonie. Zoals ook de vele crossovers (al is er beduidende wildgroei in dit genre ontstaan) blijkbaar geen stimulerende factor vormen voor het bezoeken van een klassiek concert. De marketing-onderzoeken en statistieken bewijzen het. Het zijn van elkaar gescheiden werelden die niet aan elkander toegeven. Er zijn misschien wel miljoenen mensen die van filmmuziek houden, weten hoe een traditioneel orkest klinkt maar nooit t een klassiek concert hebben bezocht. Als klassieke muziek voor hen een gat in de muziek is, dan toch vooral spreekwoordelijk. Ook John Williams (hij is voorwaar de enige niet) heeft voor zijn filmmuziek - in de goede betekenis van het woord - de talloze mogelijkheden van het conventionele symfonieorkest tot op het bot 'uitgebuit'. Zijn partituren laten daarover geen enkele twijfel bestaan en kunnen bovenal iedere (mogelijke) aanval op zijn instrumentatie- en orkestratiekunst (letterlijk!) met glans doorstaan. Bovendien beschikt hij over de gave van de direct aansprekende melodie die als publiekstrekker fungeert. Dat ook buiten het domein van de bioscoopzaal orkesten in zijn muziek zijn geïnteresseerd is dus niet zo vreemd. Het is immers muziek die gemakkelijk toegankelijk is omdat zij haar wortels heeft in de Laatromantiek, het bij uitstek belangrijke terrein van dat traditionele symfonieorkest. Want al citeert hij ze dan niet letterlijk, hij componeert wel degelijk in de stijl van Wagner en Richard Strauss, muziek waarmee hij onmiskenbaar sterke raakvlakken heeft. Alsof hij zijn instrumentatiekunst toch vooral van hen heeft afgekeken, zo klinkt het tenminste. Hoe het ook zij, Williams heeft met succes de weg afgelegd van de filmstudio naar de concertzaal door een groot aantal - vooral concertante - composities op zijn naam te brengen die op de concertpodia een - zij het bescheiden - plaats hebben veroverd. Bescheiden omdat de symfonieorkesten dergelijk repertoire toch niet al te hoog in het eigen vaandel (willen) hebben, al vertoont het niet of nauwelijks raakvlakken met zijn filmmuziek, een insteek overigens die hij als componist deelt met zijn in 2022 overleden tijdgenoot Morricone, die evenals Williams, ook als dirigent zijn mannetje stond en daarmee de beste pleitbezorger werd van zijn eigen muziek. Niet dat dit laatste op zich zo bijzonder is, want veel componisten uit heden en verleden verstaan die kunst, maar het geeft uitvoeringen onder hun leiding wel wel een zekere mate van authenticiteit in een muziekwereld waarin componist en dirigent doorgaans van elkaar gescheiden zijn. Williams kan bij de orkestmusici wel een potje breken. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de lovende en warme woorden die ze wijden aan hun samenwerking met Williams, tijdens repetities en de uitvoering. Zo ook de musici van de Berliner Philharmoniker, die op dit vlak bepaald toch wel wat gewend zijn. Al staat dit orkest speltechnisch op een dusdanig hoog niveau en worden de karakteristieken van de onder handen zijnde muziek zo snel aangevoeld dat de dirigent kan volstaan met niet meer dan een beperkt aantal aanwijzingen, en dan vooral gericht op de balans in en tussen de verschillende orkestgroepen. Met een dergelijk technisch tot de tanden gewapend gezelschap is het voor een dirigent vrij gemakkelijk om - ik citeer een orkestlid - 'op dezelfde golflengte te zitten.'
De Duitse stervioliste Anne-Sophie Mutter (1963), medio jaren 70 als slechts dertienjarige de 'ontdekking' van Herbert von Karajan, werkte al eerder intensief met Williams samen, o.a. voor het project Across the Stars, het album dat eind augustus 2019 door Deutsche Grammophon werd uitgebracht, met typische Williams-nummers als Rey's Theme, Hedwig's Theme, The Duel, Donnybrook Fair, Nice To Be around en het thema uit Schindler's List. En dan is er tot slot The Berlin Concert , door Deutsche Grammophon uitgebracht als een in oktober 2021 gemaakte live-opname, met op het podium van de Berlijnse Philharmonie de door Williams zelf geleide Berliner Philharmoniker (hier door mij besproken). Qua leeftijd al geen geringe prestatie, want Williams was toen al 89. Wie een liefhebber is van eigentijdse muziek in een progressief gestoken jasje zal van deze stukken waarschijnlijk niet op het puntje van zijn stoel gaan zitten, maar wel staat buiten kijf dat deze stukken - zeker voor filmliefhebbers die dat deel van de muziekwereld niet kennen - een springplank kunnen vormen tot wat in de volksmond 'klassieke muziek' is gaan heten. En al helemaal omdat echt niemand over het niveau van deze uitvoeringen noch over de opnamekwaliteit kan vallen. Door spiritualiteit en engagement gevoede professionaliteit, daar gaat het in deze vertolkingen om. index |
|