CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2021 |
De muziek van de Duitse componist en klarinettist Jörg Widmann (1973) laat zich verre van gemakkelijk duiden; en zo hoort het eigenlijk ook. Wat wel vaststaat is dat hij in de beide disciplines tot de echte uitblinkers behoort. Disciplines ook waarin hij zowel zijn blik naar de historie als naar heden en toekomst richt. Geen wonder dus dat diverse toporkesten en instituten (waaronder de NTR ZaterdagMatinee) compositiesopdrachten aan hem hebben verstrekt. Dat Pierre Boulez werk van hem heeft uitgevoerd (met de Wiener Philharmoniker) en dat Wolfgang Rihm speciaal voor hem een compositie schreef zegt bovendien toch wel iets. In de bekende Musica Viva serie klonk in 1999 in München Rihms Musik für Klarinette und Orchester. Waar Widmann erg sterk in is: het omvormen van uiteenlopende, in de muziekgeschiedenis verankerde stijlprincipes om die dan vervolgens geheel en al naar zijn eigen (bijzonder creatieve) hand te zetten. Met de nadruk op geheel en al: simplistisch postmodernisme zou ik hem zeker niet willen aanwrijven. Dat is niet alleen een kunst op zich, maar tevens - menige andere componist heeft het helaas onbedoeld aangetoond - een valkuil van jewelste. Gewoon, omdat het niet meevalt een dergelijke transformatie zo tot stand te brengen dat geen afbreuk wordt gedaan aan oorspronkelijkheid. Wie als componist denkt dit door collagetechniek te bereiken, komt lelijk op de koffie. Het klankbeeld dat Widmann ons voortovert is die van de bijzonder suggestieve combinatie van breekbaarheid en energie, waarin geen plaats is voor de logica en schoonheid zoals wij die zozeer kennen van de 'oude meesters'. Bij Widmann is het uitgangspunt volkomen anders en hebben we veeleer te maken met allerlei losse componenten die ieder voor zich afwisselend worden ontwikkeld en met even groot gemak weer worden afgebroken of door elkaar gehusseld, als in een snelkookpan. Daarbij komen dan nog behoorlijk onverwachte en ingewikkeld samengestelde obstakels die eerst volkomen verrassen maar waarvan pas later blijkt dat ook die deel uitmaken van een goed doordacht structureel concept. Het mooie of interessante (het is maar vanuit welke optiek ernaar wordt 'gekeken') daarbij is dat het uiteindelijke beeld voor iedere luisteraar volkomen anders kan zijn. Men verdwaalt eerst, maar altijd is er weer die uitgang die bevestigd wat eerst nog volop ontbrak. Dit is dus muziek die iets onweerstaanbaar kameleontisch in zich heeft en die geen verveling toelaat. Wie dit een 'knap stuk werk' noemt beleeft er misschien iets minder plezier aan dan wie er veel meer in weet te ontdekken, maar aan de intrinsieke waarde en betekenis ervan doet dit uiteraard niets af. Een componist kan wel grenzen- maar niet structuurloos componeren, wil hij er niet linea recta door worden afgestraft. Dat heeft Widmann uiteraard ook bedacht en daarom heeft hij zijn partituren ondanks de talloze verrassende ontwikkelingen en verwikkelingen voor een degelijk opgebouwde 'structuurzone'gezorgd, al dringt die zich niet prompt aan de toehoorder op. Een goed voorbeeld daarvan zijn de doorgedachte klanksculpturen die op meesterlijke wijze vorm en inhoud in zich verenigen. Dat is de opzet die hij koos voor zowel Polyphone Schatten uit 2001 als Drittes Labyrinth uit 2014. Dat tussen de beide werken duidelijke overeenkomsten zijn ondanks een tijdspanne van maar liefst dertien jaren toont eens te meer aan dat Widmanns werk zich conceptueel in dit opzicht niet structureel heeft veranderd. Waarbij het er feitelijk binnen deze context er niet zoveel toe doet dat het twee volkomen verschillende werken (zeg maar: werelden) zijn. Interessant is bovendien dat binnen de beide concepten het orkest is opgedeeld in verschillende, zich duidelijk van elkaar onderscheidende groepen, nog eens benadrukt door het ingelaste solistische rollenspel (in Polyphone Schatten is dat de altviool en klarinet, in Drittes Labyrint de sopraan). Wat uit deze beide composities eveneens glashelder naar voren komt is de sterke relatie tussen orkestratie en structuur. Het weerspiegelt een wijze van denken die op basis van Widmanns unieke receptuur duidelijk zijn vruchten afwerpt. In Polyphone Schatten voert het tot een model met deels de zozeer beproefde eigenschappen van een heus 'concerto', waarin een vooraanstaande rol voor altviool en klarinet is weggelegd. De klarinet, Widmanns lijfinstrument, ligt daarbij uiteraard voor de hand, maar de altviool? De componist zal ongetwijfeld de aangrijpingspunten in de muziekgeschiedenis hebben gevonden, met in het voorste gelid Berlioz' Harold en Italie (hoewel er, bezien vanuit het 'concerto', zeker ook raakvlakken te vinden zijn met Bartóks Altvioolconcert). Het mag dan een kort werk zijn met een speelduur van ruim dertien minuten, maar er gebeurt wel heel veel in. Puur bezien vanuit de muzikale expressie maar ook naar gekozen vorm en inhoud is Drittes Labyrinth precies wat het begrip inhoudt: een regelrechte, maar niet wanordelijk verlopende dwaaltocht met de sopraan als de protagoniste. Zelf heeft Widmann het omschreven als een hersenschim (de sopraan) die zich door een denkbeeldig labyrint beweegt en in dialoog is met een manlijke figuur. Dat heeft ook puur fysieke consequenties: de sopraan wordt geacht door het orkest en door de zaal te dwalen, waardoor ook het klankperspectief voortdurend verschuift. Ook de specifieke opstelling van de verschillende orkestgroepen helpt mee om dit vervreemdingseffect te benadrukken, wat mij overigens onder studio-omstandigheden buitengewoon lastig te realiseren lijkt. De opnametechnici hebben evenwel hun uiterste best gedaan om een zo goed geprofileerd mogelijk effect te realiseren. Het instrumentarium dat Widmann voor zijn beide composities heeft voorgeschreven kunt u vinden op de website van zijn muziekuitgever, Schott. Hier dat van Drittes Labyrinth en hier dat van Polyphone Schatten. Polyphone Schatten schreef Widmann in opdracht van de Westdeutsche Rundfunk (WDR) Köln, Drittes Labyrinth van zowel de WDR, de VARA als Casa de Música in Porto. Over de beide uitvoeringen kan ik kort zijn: die bewegen zich op absoluut topniveau. Geen wonder, want de vertolkers van beide werken verzorgden ook de première, terwijl Widmann niet alleen als klarinettist tot in detail erbij betrokken was. Meer autoriteit kan niemand verlangen. Het indrukwekkende vakmanschap, de inspiratie en het engagement stralen van deze uitvoeringen af. Tot slot nog een overdenking. Naarmate onze vaderlandse orkesten (met uitzondering van het Radio Filharmonisch Orkest) dit soort muziek blijven mijden zal het alleen maar lastiger worden om haar op een bepaald moment (dat zoals het zich nu laat aanzien verder weg in de toekomst ligt, als het er ooit nog van komt) nog naar de letter te kunnen uitvoeren. Die aparte kunst, zo sterk verweven met moderne en eigentijdse muziek, heeft men dan voorgoed verleerd. Gelukkig heeft de muziekliefhebber echter de cd nog, zolang er labels zijn die er daadwerkelijk in willen investeren. Wergo is zo'n label. Gelukkig maar. index |
|