CD-recensie
© Aart van der Wal, september 2020 |
Het wordt vaak vergeten dat het Carl Maria von Weber (1786-1826) was die de grote overstap maakte van het klassieke naar het romantische idioom met daarvoor als zijn belangrijkste inspiratiebron Duitse volksliederen en sprookjes. Het muzikaal ontsluiten van die heel aparte fantasiewereld: dat was Webers belangrijkste drijfveer. Het heeft een groot aantal composities in de meest uiteenlopende genres opgeleverd, waarvan het merendeel helaas in vergetelheid is geraakt of slechts sporadisch wordt uitgevoerd. Wel zijn gebleven zijn beide belangrijke opera's Der Freischütz (1821) en Euryanthe (1822), waarvan alleen de eerste echt repertoire heeft weten te houden. Kwalitatief ontlopen ze elkaar misschien wel minder dan gedacht, maar Der Freischütz komt wel de eer toe van de eerste Duitse romantische opera. Webers uitmuntende instrumentaties kennen een belangrijke oorsprong: de vele lessen die hij daarin kreeg van Georg Joseph Vogler, ook bekend als Abbé Vogler, niet alleen een Weense docent van naam maar ook een verwoed verzamelaar van allerhande volksliedjes uit Oostenrijk. maar ook daarbuiten. Mogelijk was het Vogler die Weber de belangstelling voor het volkslied bijbracht en waarvan hij later als inmiddels gevestigd componist de rijpe vruchten heeft weten te plukken. Zijn grote belangstelling voor de klarinet moet rond 1811 zijn ontstaan, na zijn kennismaking met de klarinettist Heinrich Bärmann uit München. Van diens spel weten we weinig, maar wel staat vast dat Weber er behoorlijk van gecharmeerd was geraakt. Het heeft niet alleen twee bijzonder fraaie klarinetconcerten opgeleverd, maar ook verschillende andere stukken met de klarinet in de hoofdrol. Het eerste stuk dat hij voor Bärmann schreef was het Concertino in Es, op. 26 dat al spoedig ook de koning van Beieren ter ore kwam. De vorst vond het zo'n geweldig stuk dat hij Weber prompt de opdracht gaf tot het schrijven van méér van zulk moois. Het resultaat mag ook vandaag gehoord worden: de beide zéér virtuoze klarinetconcerten in f, op. 73 en in Es, op. 74, in 1811 vlot na elkaar gecomponeerd. Geen wonder dus dat ze op het lijstje van menige klarinettist staan. Een van de beste klarinettisten van onze tijd is de Jörg Widmann, die ook als componist bijzonder actief is. Enige dagen terug was hij samen met het Storioni Trio nog te horen in Messiaens 'Quatuor pour la fin du temps' in het Muziekgebouw aan 't IJ. Ik kan gerust stellen dat alles wat hij op muzikaal gebied beetpakt in puur goud verandert. In het Grand Duo Concertant wordt Widmann bijgestaan door de Russische pianist Denis Kozhukhin die eveneens al een behoorlijk aantal cd's op zijn naam heeft staan. En dan is er het Irish Chamber Orchestra dat onder Widmanns uitstekende leiding zowel het Concertino als in het Klarinetkwintet in de ze geslaagde bewerking voor kamerorkest een niet minder aantrekkelijk orkestraal profiel meegeeft. Ook de ouverture onderscheidt zich door een heldere stemvoering en een spanningsvol verloop naar het fanfareachtige slot. Geen misverstand erover: Weber schuwde in deze composities de virtuositeit bepaald niet en wee de klarinettist die wat dit betreft geen risico durft te nemen! De bijna Olympische intervalsprongen, de klaterende waterval aan loopjes en omspelende guirlandes, de vervaarlijke rapsodische en capricieuze hoogstandjes: alles lijkt te zijn bedoeld om in de eerste plaats de solist te laten schitteren, met minder aandacht voor het wedijverende aspect, het 'concertare'. Dan zijn er de zoetgevooisde cantilenen die lijken te fungeren als 'aria's zonder woorden', naast de net zo fraai ingevlochten dansante passages die aantonen dat er voor deze werken heel wat meer nodig is dan alleen maar technisch schittering. In het cd-boekje blijft de bewerking van het originele kwintet voor kamerorkest helaas onbesproken, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is en we het als zodanig zouden moeten kennen (wat zeker niet het geval is). Ik heb naar de bijpassende (orkest)partituur gezocht, maar deze niet gevonden, aannemende dat Widmann als componist de (zij het bescheiden) transcriptie zelf onder handen heeft genomen. Het blijkt een gelukkige greep, want anders dan Mozarts Klarinetkwintet lijkt Webers op. 34, vaak aangeduid als het 'Baermann Quintett', eerder op een verkapt klarinetconcert dan op een fijnmazig geconcipieerd kamermuziekwerk. Waar Mozart de strijkersstemmen een aanmerkelijk meer gedifferentieerd eigen karakter heeft meegegeven, beperkte Weber zich tot de solopartij met een nogal conservatieve begeleiding door het strijkkwartet of enigszins gechargeerd meer als 'onderliggend tapijt' fungeert. Waar dan weer tegenover staat dat Webers kwintet aanzienlijk meer bravoure van de solist vraagt en er bovendien vele momenten zijn aan te wijzen dat de muziek zelfs een uitgesproken vocaal karakter aanneemt, met coloraturen die in een opera niet zouden hebben misstaan! U zult zich misschien aanvragen: waarom geen dubbel-cd met tevens die beide klarinetconcerten? Widmann nam alleen het Eerste klarinetconcert eerder op, met het Deutsches Symphonie-Orchester Berlin onder leiding van Peter Ruzicka, door Orfeo uitgebracht in 2016 (tevens op o.a. Spotify). Een nieuw album met de beide klarinetconcerten plus het Konzerstück in f, op. 79 met wellicht Kozhukhin zou, de meer dan uitstekende kwaliteiten van het hier besproken nieuwe album overziende, meer dan welkom zijn. Wie weet! index |
|