CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2024 |
Op sociale media zie ik het herhaaldelijk voorbijkomen: ongefundeerde kritiek op het pianospel van Yuja Wang (1987, Beijing). Zoals er ook veel wordt gezeurd over haar podiumkledij, haar stilettohakken, enz. Wat dat laatste betreft: daar hoeft de cd-koper zich in ieder geval niets van aan te trekken, zich er niet door laten afleiden. Zeker de laatste jaren heeft Wang zich ontwikkeld tot een pianofenomeen op topniveau. Zowel 'live' als in de studio staat zij dus haar 'mannetje' (mag je dat tegenwoordig nog wel zeggen?), maar er is nóg een belangrijk kenmerk van haar spel dat veelal de blik van haar criticasters volledig lijkt te ontgaan: dat ze werkelijk alle denkbare stijlen aankan en die met volle overtuiging voor het voetlicht brengt. Zoals ze ook in de kamermuziek een zeer gewaardeerde partner is die zich - anders dan soms wordt beweerd - wel degelijk naar het collectief of de duo-partner weet te voegen. In november 2018 (de tijd vliegt voorbij.) besprak ik haar Berlijnse recital, concluderend dat ze op 1 juni van datzelfde jaar in de - helaas toen verre van uitverkochte - kamermuziekzaal van de Berlijnse Philharmonie werkelijk de sterren van de hemel speelde. En in een bepaald niet misselijk programma, waaronder Skrjabins Pianosonate nr. 10 op. 70, Prokofjevs nr. 8 op. 84 en drie Etudes van Ligeti. Het was topniveau, in alle denkbare opzichten. In Wenen, in het Konzerthaus, herhaalde zich op 26 april 2022 het pianistisch festijn, zij het met een geheel ander programma, hoewel er zeker raakvlakken waren met dat in Berlijn, met opnieuw Skrjabin (ditmaal diens Pianosonate nr. 3 op. 23) en Ligeti (twee van diens Etudes). Dan zie ik de wenkbrauwen van sommigen alweer fronsen: Wang en Beethoven? Ik vervang het vraagteken liever door een uitroepteken, want Beethovens Pianosonate nr. 18 op. 31 nr. 3 (de bijnaam 'Der Jagd' is gelukkig niet van de componist) kon rekenen op een schitterende vertolking die zelfs een Emil Gilels of Wilhelm Kempff (om bij Deutsche Grammophon te blijven) haar niet zou hebben verbeterd. Wang beheerst het spel van de nuance en daar doet ze werkelijk álles mee. Pianistische hindernissen bestaan voor haar eenvoudigweg niet en ze kan zich daardoor met hart en ziel richten op de stijlkenmerken zelf, die ze op sublieme wijze het fenomenaal geëtste profiel meegeeft, zonder ook maar de minste aarzeling of twijfel. Het klinkt bovendien van begin tot eind ongelooflijk spontaan, alsof ze de muziek eerst net ontdekt heeft, maar wie de partituur erbij neemt kan alleen maar concluderen 'dat het allemaal klopt'. Niet dat ze slaafs de aanwijzingen in de partituur volgt, maar wel dat ze - wellicht intuïtief? - haar muzikaal karakter lin het accentueren legt, met slchts een vleugje van een tempowisseling licht of schaduw weet uit te lichten, en aan van expressieve bedachtzaamheid vervulde momenten een gouden randje meegeeft. Dan is er haar ritmisch absolute precisie, terwijl frasering en dynamiek nergens uit het verband worden gerukt. Een sterk ontwikkeld gevoel voor structuur, het hóórt bij het spel van Wang. Het is tevens spel dat het fantastische en coherente samenbrengt, expressieve gelaagdheid in facetrijk spel ten tonele voert en de textuur dankzij de even fenomenale stemvoering (boven-, midden- en lage stemmen) onder alle omstandigheden - hoe lastig menige passage ook is (Skrjabin, Albéniz, Ligeti, de 'jazzy' Kapustin!) - strikt helder blijft. Haar Beethoven straalt warmte en karakter uit, ze voelt zich vrij om het notenbeeld te interpreteren zonder het werk echter ook maar enig geweld aan te doen, er ligt spanning en lyriek, flonkering en humor (finale!) in besloten. Wang ként deze materie, doet niet onder voor wie dan ook, en laat haar feilloze techniek niet prevaleren boven de muzikale inhoud. Het Scherzo vond ik onder haar handen ronduit verbijsterend, glinsterend en jagend, het tempo (allegretto vivace) nét niet over de schreef. Zeker ten overstaan van de behoudende Weense kringen ligt het programmeren van Glass, laat staan Ligeti, niet voor de hand en wat deze 'leerstukken' betreft zal Wang haar grote 'concurrenten', waaronder op plek 1 Jeremy Denk, ongetwijfeld kennen, maar ze doet er niet voor onder, ze beheerst de vele uitdagingen, zoals ook uit dit live-recital blijkt, waarin prominente virtuositeit harmonieus samenvalt met het muzikanteske profiel. Ze speelt deze miniaturen zo alsof ze haar Weense publiek echt van de betekenis ervan wil overtuigen en wat mij betreft is ze daarin ten volle geslaagd. Dit is kortom zo'n recital waar ik graag bij was geweest. Wat me op de op de op dit album vastgelegde programmakeuze brengt, want met 78 minuten leek het mij aan de wat korte kant. Enige speurwerk leverde een oorspronkelijk uitgebreider programma op, zoals aangekondigd in de serie Klavier im Großen Saal van het Weense Konzerthaus, in deze ( van de cd afwijkende) volgorde: Arnold Schönberg: Suite op. 25 Tot zover het 'officiële' programma, gevolgd door een - zoals meestal bij Wang - uitgebreide serie toegiften: Glass: Etude Nr. 6 (Boek I) Dit ziet er dus bepaald anders uit, maar wellicht komt DG later nog met een aanvullende cd die zowel Schönbergs Suite als de nog resterende (zes) toegiften bevat. Het zou ongetwijfeld een belangrijke aanwinst betekenen; en niet in de laatste plaats omdat de vleugelklank door de technici vrijwel volmaakt werd geregistreerd. Waarbij het overigens extra opvalt dat Wangs vaak furieuze spel het instrument behoorlijk onder stress heeft gezet. Maar dat hoort erbij! Het cd-boekje rept van een 'muzikale galerie'. Precies, dat is het! ________________ index |
|