CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2023 |
Ik schrok wel even toen ik op het doosje en de kop van de toelichting in het cd-boekje zag: Eugène Walckiers, l'iconoclaste'. Een iconoclast staat immers voor een barbaar, een primitieveling, iemand die voor kunst en cultuur geen enkel enthousiasme weet op te brengen. En dan toch deze componist? Het viel nauwelijks aan te nemen. Wie zijn naam niet kent, niets over hem weet, verwijs ik graag naar het uitvoerige artikel van Ursula Pesek dat u hier kunt lezen. Uit de bij het album gepakte zeer uitvoerige toelichting van de fluitist Alexis Kossenko valt op te maken dat hij euforisch raakte toen hij wat dieper kennismaakte met de persoon en de muziek van Walckiers (1793-1866), niet te verwarren met diens tijdgenoot Edouard de Walckiers (1758-1837), de Brusselse bankier en revolutionair (bovendien geen familie van Eugène).
Kossenko kwam Walckiers niet op het spoor door diens Méthode de flûte uit 1829, maar door een altist die hem zo'n tien jaar geleden wees op de ‘zeer goede muziek' van de hand van Walckiers. Na een vluchtige blik op de partituren dacht Kossenko dat het muziek was die niet of nauwelijks afweek van de vele doorsneestukken van fluitisten-componisten uit de negentiende eeuw, tot hij bij nadere beschouwing tot de ontdekking kwam dat juist sprake was van ongebruikelijk stoutmoedige composities, met frases van een buitengewone lyriek, verrassende modulaties en dramatische uitbarstingen, maar ook inspirerend, vol humor en spitsvondigheid. Een toondichter die zo op het oog tot grote dingen in staat leek maar zichzelf daarbij niet al te serieus nam, liever op de achtergrond bleef maar boven alles musici – en daarmee feitelijk ook het publiek - veel plezier schonk. Walckiers partituren lieten bovendien zien dat hij uiterst secuur te werk was gegaan inzake articulatie en dynamiek, de uiterst speelaanduidingen ragfijn uitwerkte en het werk van de drukker bovendien nauwgezet moet hebben gecontroleerd want er bleken niet of nauwelijks verschillen te zijn tussen manuscript en eerste druk (dat was tot diep in in de negentiende eeuw bepaald wel anders). Ook zijn reeds genoemde Méthode de flûte getuigt volgens Kossenko (en hij kan het weten) van uitzonderlijke detaillering, pedagogisch inzicht, bevlogenheid en esprit. Dat lijkt toch in de verste verte niet het werk van een iconoclast… Een 'enfant terrible' dan maar, zoals in zekere zin Erik Satie dat was (diens geboortejaar was toevallig Walckiers' sterfjaar)? Geenszins! Walckiers is evenwel niet de geschiedenisboeken ingegaan als oorspronkelijk componist, want daarvoor zijn er in zijn muziek teveel aanwijsbare invloeden van menige tijdgenoot te vinden. Kossenko somt in het boekje hun namen keurig op: Rossini, Reicha, Beethoven, Mendelssohn, Offenbach, Wagner, Onslow en Berlioz. Walckiers' talent schuilt daarin dat hij hun muziek op een zowel constructieve als geïnspireerde manier tot de zijne wist te maken en die vervolgens stilistisch in zijn composities verwerkte. Zou Stravinsky, als hij het had geweten, goedkeurend hebben geknikt? “Goede componisten lenen, grote componisten stelen,” zei hij eens. Daarmee doelde hij niet op domweg plagiëren, maar het bestaande eigen maken en dat vervolgen op eigen wijze gebruiken. Dat is wat Walckiers zo te horen wel degelijk heeft gedaan. De vier cd's van deze ‘limited edition' kennen evenzovele onderwerpen (of ‘werkgebieden' die de componist hebben geïnspireerd): ‘Théâtral' (kwintet en kwartet), ‘Pittoresque' fluitsonate en trio), ‘Poète' (blaaskwartet) en ‘Virtuose' (fluitduo, fluittrio en fluitkwartet). Waarvan het merendeel zowaar ‘world premiere recordings', wat deze uitgave per saldo nog aanmerkelijk interessanter maakt. Het uitvoeringsniveau is extreem hoog, de opnamen door Little Tribeca (dat voor het Franse label Aparté al een groot aantal succesvolle registraties heeft verzorgd) schitterend. index |
|