CD-recensie
© Aart van der Wal, september 2024 |
Ik ben geen uitgesproken liefhebber van opera's in pianoformaat, onverschillig of het nu uit nood of praktijk geboren piano-uittreksels betreft, of de vele fantasieën en parafrases zoals we die van Franz Liszt kennen. En zeker niet in een tijd dat we op operagebied alles wat we maar willen horen in een handomdraai ter beschikking is. Ik heb hier een aantal schellakplaten van het label Brunswick met opnamen van de veel geroemde pianist Josef Hofmann (1870-1956), lang geleden verworven uit een erfenisje van een overleden oom, waaronder een met het catalogusnummer 10502 met daarop een bewerking van Louis Brassin van Wagners Feuerzauber uit diens Walküre. Ongelooflijk virtuoos én ook nog foutloos gespeeld, voor zover een beoordeling dit door de nogal gebrekkige opnametechniek toelaat, in een tijd dat kunstmatige ingrepen volstrekt onmogelijk waren. Het klinkt bij Hofmann als ‘aus einem Guss', ongelooflijk spontaan, maar waar deze grootheid in is blijven steken is dat het in zijn handen niet meer is dan een pianowerk : het staat volkomen op zichzelf, de raakvlakken met de opera zijn merendeels weggepoetst. Wagner als componist van een pianowerk, niet van een opera. Iets soortgelijks kleven de vele arrangementen van Liszt aan: ze lijken voornamelijk bedoeld om ermee op het concertpodium te kunnen schitteren. Dus op het concertpodium zal het ongetwijfeld wel het gewenste effect sorteren, maar voor de (kritische) thuisluisteraar van nu niet iets om regelmatig naar terug te keren. Tenzij men het virtuoze handwerk tot hoogste goed verheft, want daarvan is wel onverkort sprake. Ik heb er in ieder geval weinig ('niks' is teveel gezegd) mee, en dus keek ik nogal sceptisch tegen deze nieuwe uitgave aan, met in de (enige) hoofdrol de Russische pianist Nikolaj Lugansky (*1972), maar al het eerste spoor: ‘Einzug der Götter in Walhall uit Das Rheingold, deed mij de oren echt spitsen. Het vervolg, Feuerzauber, evenals bij Hofmann in de bewerking van Brassin, bracht mij prompt in en niet naast de opera. Lugansky is niet minder virtuoos dan Hofmann, maar de Rus doet dat aspect naar het tweede of misschien wel het derde plan verhuizen: de interpretatie trekt juist volop de aandacht, niet het technische pad ernaar toe. Maar ook als bewerker toont Lugansky zich een talent van formaat. Technische uitdagingen zijn er uiteraard te over, deze stukken zijn door de bank genomen zeker niet minder makkelijk dan bijvoorbeeld Liszts fameuze twaalf concert-études, de Études d'Exécution Transcendante, maar wat Lugansky daar bovenop presteert heeft iets ongelooflijks, iets ongehoords: hij is in staat om hetgeen in de opera psycholpgisch plaatsgrijpt, linea recta naar het klavier te ‘vertalen'. Het wemelt aldus van de momenten waarop virtuositeit wordt ondergedompeld in pure expressie. Zo detailrijk als Lugansky vorm geeft aan het kleurengamma is net zo van een aparte klasse, met de textuur die als geheel in dienst staat van de dramatische én lyrische handeling. Het 'effect' ervan is overrompelend, de grip van de pianist toont op wat de oorspronkelijke muziek wil uitdrukken, zonder weerga. Van de diep grommende tremolandi tot de met veel gevoel voor timing uitgesponnen noten die hun huiveringwekkende spanningsbogen trekken: het nagelt de luisteraar aan zijn stoel. Terwijl in het nobele karakter van de (vele!) fortissimi evenzo de ware aard van de meesterpianist schuilt. De opname is eveneens subliem: zo helder als glas klinkt deze Steinway D 'Edward', maar tegelijkertijd sonoor en doordesemd van een warme gloed. Alles bijeen genomen kan de conclusie niet anders zijn dan dat sprake is van een fenomenale uitgave. index |
|