CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2024 |
Vivaldi anno jaren zestig (toen veelal op de lessenaars van met name I Musici en I Solisti Veneti) staat op zijn zachtst gezegd tamelijk ver af van Vivaldi anno nu. Vanuit de hoek van de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk heeft vanaf die prille jaren zestig de uitvoeringspraktijk een ware metamorfose ondergaan die al snel vaste grond onder de voeten kreeg. Tegenwoordig weten we zelfs niet beter meer; tenzij we een 'oude' opname horen en we ons mogen verbazen over de wijze waarop het er toen muzikaal aan toeging. Die 'authentieken' namen het heft in handen op basis van wat er altijd al was, maar een sluimerend bestaan leidde: originele of gekopeerde manuscripten en eerste gedrukte uitgaven, naast muziektheoretische geschriften, een rijke collectie uit met name de achttiende eeuw. Niet alles lag voor het oprapen, maar veel wel, zonder dat het buiten musicologische krinten een blik waardig werd gekeurd.Naarmate de tijd vorderde kwamen ze onder de aandacht van een breder publiek, mede in gang gezet door de digitalisering die een belangrijke rol speelde ten aanzien van de de toegankelijkheid van al dat bronmateriaal. Niet alleen de musicus, maar ook de muziekliefhebber kon thuis in alle rust op ontdekkingstocht gaan. Wat dat allemaal in klinkende munt heeft opgeleverd weten we: de talloze van die 'nieuwe wind' (een briesje kan het onmogelijk worden genoemd) getuigende opnamen staan of in onze kast of op onze computer, of beide. Zelfs dirigenten die star bleven vasthouden aan de 'oude' praktijk gingen uiteindelijk - zij het veelal schoorvoetend - om. De (al)oude uitvoeringstraditie ging overboord en de Weense Klassieken profiteerden er evenzeer van als de muziek uit de Barok. Totdat de bakens verder werden verlegd, naar de Romantiek en uiteindelijk de Laatromantiek, zij het dat de 'effecten' daarvan voor de doorsnee liefhebber minder opvallend waren (al heeft die ontwikkeling het werk van sommige componisten - ik denk bijvoorbeeld aan Hector Berlioz - wel degelijk in een ander licht gezet). 'Terug naar de bron' werd een adagium waaraan geen gewetensvolle musicus zich nog kon of wilde onttrekken. Ook de nieuwe generatie musici heeft de historiserende uitvoeringspraktijk in de volle breedte omarmd. Logisch, want een andere keuze was er feitelijk niet: wie zich buiten de mores van de huidige tijd wilde wagen wistt zich niet beloond, maar wel gestraft. Een 'terug-in-de-tijd', die van de naoorlogse muziekpraktijk tot het begin van de jaren zestig, was een doodlopende weg geworden. Het betekende tevens het afscheid van een muziekpraktijk die afgebakende, sterk individualistische kaders schiep en die daarmee onlosmakelijk verbonden was met de individuele perceptie (luisterervaring). Zoals we nu niet beter meer weten, zo was het toen ook. De historiserende uitvoeringspraktijk valt, kortom, niet meer weg te denken en heeft een stilistische blauwdruk opgeleverd die fungeert als modus operandi voor instrumentalisten, vocalisten en niet te vergeten de opnametechnici. Dat beeld zien we ook terug in dit nieuwe dubbelalbum met werken van Giovanni Legrenzi (1626-1690), Johann Paul von Westhoff (1656-1705) en - ze maken de hoofdmoot uit - Antonio Vivaldi (1678-1741). Toen Legrenzi overleed, was Vivaldi pas 13 en moest zijn loopbaan nog beginnen. Dat in hun muziek desondanks veel gemeenschappelijks te vinden is, zal niet verbazen: de Venetiaanse muziekscene had in die tijd overal haar wortels. Vandaag de dag is de muziek van Vivaldi - de hausse begon met De vier jaargetijden - populairder dan die van Legrenzi, maar historie is nu eenmaal een vat vol tegenstrijdigheden. Want áls er een Venetiaanse componist (hij werd geboren in Bergamo, toen deel uitmakend van Venetië als republiek) is die in de tweede helft van de zeventiende eeuw een enorme betekenis heeft gehad, dan is het wel Legrenzi, met diens grote invloed op de ontwikkeling van de Noord-Italiaanse barokstijl; waarvan trouwens ook Vivaldi danig heeft 'geprofiteerd'. Legrenzi heeft Vivaldi beïnvloed; niet omgekeerd. Het is alleen al om die reden fascinerend om beide componisten op deze dubbel-cd vertegenwoordigd te horen, zij het dat Legrenzi's aandeel daarin wel heel mager is uitgevallen, want we horen slechts twee - in instrumentale zetting uitgevoerde en nauwelijks twee minuten in beslag nemende - aria's: 'Occhi miei si dormire' en 'Lumi potete piangere', beide uit de opera Le divisione del mondo.
Voorts is er een eveneens kortdurend uitstapje naar de 'Imitatione delle campane' uit de Vioolsonate nr. 3 in D van Westhoff (voor de meeste barokliefhebbers een bekende naam), maar de kers op deze toch al zo kostelijke taart zijn de maar liefst zes 'world record premieres': de reeds genoemde aria 'Occhi miei si dormire', gevolgd door het Adagio uit Vivaldi's Vioolconcert in E, RV 768, de onvoltooid gebleven Ciaconna uit Vioolconcert in Bes, RV 370 (gereconstrueerd door Olivier Fourés, die tevens de uitstekende toelichting in het cd-boekje verzorgde), het Vioolconcert in g, RV 315 (de zogenaamde 'Versione di Genova'), met als bekoorlijke hekkensluiters de Vioolconcerten in Es, RV 250 en RV 252. Albums van de Franse (alt)violist en dirigent Théotime Langlois de Swarte (hij is wat betreft muziekstijlen zo ongeveer van alle markten thuis) zijn door ons steevast lovend besproken en daar kan dit dubbelalbum zonder enige reserve aan worden toegevoegd. Er wordt uiterst puntig gearticuleerd en ritmisch zeer alert gemusiceerd, terwijl de lyriek in de langzame delen niets tekortkomt (dat laatste wordt in alle 'Sturm und Drang' nogal eens over het hoofd gezien). De Swarte is niet alleen een uitstekende artistiek leider annex concertmeester, maar ook een fenomenale en zéér aanstekelijke violist (in de klasse van bijvoorbeeld Amandine Beyer), die zijn ensemble daarin schijnbaar moeiteloos meekrijgt en dat ook op zijn publiek weet over te brengen. Het is 'live' kostelijk om hem daarin bezig te zien en te horen. Dit album telt naast het strijkerskorps fraai (in)kleurende bijdragen van fagot, klavecimbel, orgel(tje), psalterion (uit de citer- of harpfamilie), pauken, teorbe (2), hobo (2) en hoorn (2). Dat de natuurhoorn ook op deze opname zijn weerbarstige trekjes niet onder stoelen of banken steekt verhoogt alleen maar het kruidige karakter van deze ronduit spetterende en fonkelende uitvoeringen. De opname zorgt voor een waar klankfeest. index |
|