CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2021

Vivaldi: Gloria RV 589 - Laetatus Sum RV 607 - Magnificat RV 610 - Lauda Jerusalem RV 609

Le Concert Spirituel o.l.v. Hervé Niquet
Alpha 620 • 51' •
Opname: juni 2015, Notre-Dame du Liban, Parijs

   

Het is een intrigerend onderwerp: de tenor- en baspartijen in Vivaldi's manuscript van o.a. het Gloria laten voor wat ze zijn en uitsluitend een vrouwenkoor inzetten. Het is een standpunt dat door menige muziekwetenschapper al meerdere decennia wordt verdedigd, maar slechts door weinigen in de praktijk is gebracht. In mijn verzameling bevond zich alleen een (overigens matige) uitvoering van het Taverner Choir onder leiding van Andrew Parrott op het Virgin-label.

De ‘verdediging' voor deze zo op het oog (maar ook op het oor!) nogal drieste benadering lijkt het simpele feit te zijn dat Vivaldi geestelijke muziek schreef voor het Ospedale della Pietà in Venetië, het Gasthuis van de Liefdadigheid, dat bijna geheel door meisjes, vrouwen en kinderen werd bewoond en waar Vivaldi, de 'rode priester', onder meer werkzaam was als muziekleraar. Het daaruit gevormde orkest en koor bestond uit zo'n zeventig leden en was in die tijd een uitgesproken toeristenattractie, waaruit de nodige donaties voortvloeiden. Historici hebben uitgedokterd dat er wel - zij het in zeer beperkte mate - jongens werden opgenomen, maar dat volgens de toen heersende mores de samenstelling van een gemengd koor en orkest als uitgesloten moet worden beschouwd: jongens en meisjes, mannen en vrouwen bleven strikt gescheiden. Blijft vervolgens uiteraard de vraag waarom Vivaldi dan in die ‘coro'- manuscripten tevens een tenor- en baspartij noteerde. In de toelichting van Michael Talbot wordt de interessante, maar niet waterdichte gedachte geopperd dat dankzij het grote aantal bewoners de Pietà juist in staat was om vierstemmige koorwerken te cultiveren, dus met inbegrip van tenoren en bassen. De tenorpartijen hadden binnen het repertoire eveneens een belangrijke plaats (in feite binnen het bereik van de tweede alten). De zangers van de baspartij hadden de mogelijkheid om of deze partij als zodanig te zingen, of eventueel een octaaf hoger (binnen het bereik van de altpartij). Aangezien de basinstrumenten altijd colla parte met de basstemmen meespeelden had dat geen grote gevolgen voor het harmonische verloop. Hoe het toen werkelijk is gegaan blijft althans voor mij in nevelen gehuld.

Niquet heeft dus uitsluitend van vrouwenstemmen gebruik gemaakt: tien sopranen en tien mezzo's (vijf per partij). Het instrumentaal ensemble is bescheiden gehouden, met vier violen, twee altviolen, twee celli, twee contrabassen, drie theorbes en orgel. Het uitgangspunt voor deze vertolkingen is – zoals altijd bij Niquet –historiserend, maar tegelijkertijd qua tempi en dynamiek stevig gekruid. De overgang van plechtige naar brisante koorzang pakt zelfs menigmaal uit als een ronduit verrassend en uitdagend maar zeker ook overtuigend avontuur. Er spreekt zoveel spiritualiteit en energie (ze horen in feite bij elkaar) uit deze uitvoeringen dat het menigmaal echt adembenemend is. Toch ben ik er niet helemaal gelukkig mee, wat alles te maken heeft met Niquets naar mijn gevoel niet te verdedigen keuze om de (vele!) solopassages die deze liturgische muziek rijk is (en dat in de meest letterlijke betekenis) uitsluitend aan het koor toe te vertrouwen. Een passende verklaring voor deze absoluut foute keuze heb ik in de toelichting niet kunnen ontdekken, maar het bezwaar ervan is evident: de contrastwerking wordt erdoor ondermijnd en het is niet in de geest van de partituur. Dit weerspreekt de suggestie dat het in die tijd ‘zo vaak is gegaan'. Jammer dat in het boekje de gezongen teksten niet zijn afgedrukt, wat waarschijnlijk verband houdt met deze goedkope heruitgave (oorspronkelijk uitgebracht in 2016 op Alpha 222); maar gelukkig is op het internet het een en ander gemakkelijk te vinden. Voor het overige: niets dan lof.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links