CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2004
|
Voor wie het wellicht niet weet: de vihuela is een vijf- tot zessnarig tokkelinstrument en dateert uit de Middeleeuwen en is oorspronkelijk een Arabisch instrument dat door de Spanjaarden en Italianen verder werd ontwikkeld. Het wordt evenals de luit in kwarten gestemd waardoor specifiek voor de luit geschreven muziek ook op de vihuela kan worden uitgevoerd; en omgekeerd. Er zijn drie typen in gebruik: de met de strijkstok bespeelde vihuela (vihuela de arco), als tokkelinstrument (vihuela de mano) en met het plectrum (vihuela de peñola). De luit heeft zich trouwens ook uit een Arabisch muziekinstrument, de al ud, ontwikkeld en begon zijn Europese opmars eveneens in Spanje en Italië. In tegenstelling tot de vihuela heeft de luit een bol achterblad gemaakt uit esdoorn met daartussen ebbenhouten biezen ter versteviging. Rond 1850 verdween de luit van het toneel. De op deze cd verzamelde stukken van de Spaanse componist Tomás Luis de Victoria (1548-1611) zijn aangepast aan de voorkeuren van de vertolkers, waar overigens niets mis mee is: in de zestiende en de zeventiende eeuw was het goed gebruik om de polyfone werken aan te passen aan hetgeen vocaal en instrumentaal op dat moment ter beschikking was, of was geënt op persoonlijke voorkeuren. Het spreekt daarbij vanzelf dat daar waar de polyfonie om een specifieke bezetting vroeg, de contrapuntiek aan de voorhanden zijnde middelen werd aangepast, wat dan onvermijdelijk ten koste ging van de rijkdom van het door Victoria geconcipieerde stemmenweefsel. Meerstemmigheid vraagt immers om een daarop afgestemd vocaal ensemble. Hoewel Mena geen enkele afbreuk doet aan de esthetische klankschoonheid en de esoterische diepgang die in deze muziek schuilt als ware balsem voor de ziel is, is het onvermijdelijk dat eenvormigheid op de loer ligt. Mena probeert daar zoveel mogelijk aan te ontkomen door de tekst naar de muzikale betekenis ervan te 'vertalen', daarbij geholpen door de componist zelf die de schoonheid van het woord rechtstreeks wist te verbinden met de schoonheid van zijn muziek. Tekst en muzikale inventie zijn bij Victoria onlosmakelijk met elkaar verbonden. Desalniettemin stel ik mij het Sanctus, Benedictus en Agnus Dei uit de Missa O magnum mysterium toch bij voorkeur voor in koorbezetting, wat ook geldt voor het afsluitende Salve Regina. Daar staat dan wèl tegenover dat in de 'spaarzame' bezetting op deze cd de expressieve dictie in alle lagen een grote transparantie behoudt en de polyfone stijl van Victoria nergens wordt vertroebeld, mede ook dankzij de uitstekend presterende instrumentalisten. Bovendien is er natuurlijk niets op tegen om dit fraai opgenomen programma met bescheiden teugen te genieten. index |
|