CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2024 |
Dat de 27-jarige Chinees-Canadese pianist Bruce Liu (hij woont in Montréal) een groot virtuoos is wordt in vrijwel alle media breed uitgemeten, maar daarin is hij temidden van zoveel generatiegenoten bepaald geen uitzondering. Deze in 2021 gekroonde laureaat van het vijfjaarlijkse Chopin Concours in Warschau heeft echter beduidend meer in zijn mars dan een feilloze techniek, want hij blijkt evenzeer een eminent interpreet. Op zondag 1 december was hij voor de tweede maal in ons land te horen met een recital dat zich in het Amsterdamse Concertgebouw op zeldzame wijze ontvouwde, in de serie Grote Pianisten met ook Tsjaikovski's De Jaargetijden op het programma, twaalf korte pianostukken, één voor iedere maand van het jaar, geschreven door de in hevige geldnood verkerende componist op verzoek van de uitgever Nikolaj Bernard. Ze verschenen in 1876 als ‘feuilleton' in het in Sint-Petersburg verschijnende muziektijdschrift Le Nouvelliste. Het zijn miniaturen die deel uitmaken van een piano-oeuvre waarin huiselijke intimiteit de boventoon voert en waarbij de klemtoon ligt op sfeertekening en klankdifferentiatie (met de amateurpianist in gedachten). Het zijn deze karakteristieken waarmee Liu in Amsterdam uitstekend raad wist en die door deze nieuwe DG-opname klip en klaar wordt bevestigd. Deutsche Grammophon heeft aan de twaalf deeltjes het opusnummer 37a toegekend, maar er is niets op tegen om vast te houden aan de al even in zwang zijnde nummering 37b. Om dit laatste scherp te stellen: opusnummer 37(a) heeft betrekking op de zogenaamde 'Grande Sonate', door Tsjaikovski bedoeld als eerbetoon aan Robert Schumann. Het is tevens de enige van de drie genummerde sonates die echt 'recht van spreken' heeft. De eerste is een onvoltooid gebleven en bovendien weinig geslaagd jeugdwerk, de tweede werd door Tsjaikovski's vriend Tanejev postuum alsnog onder handen genomen en kreeg ten onrechte het opusnummer 80 toebedeeld. Sommige deeltjes leiden een eigen leven, als toegift of deel uitmakend van het concertrepertoire, zoals Troika (Rachmaninov maakte er goede sier mee) en Barcarolle. Aleksandr Gauk zorgde voor een complete orkestversie, die soms nog wordt gespeeld. De vrijheden die Bruce Liu zich veroorlooft in termen van frasering, accentuering en dynamiek tonen een uitgesproken fijnzinnigheid, maar ook zijn gevoel voor klankfinesse draagt bij aan de toch al sfeervolle eigenschappen van deze salonstukjes. In een vraaggesprek met NRC (25 november jl.) merkte hij over het werk op dat ‘Tsjaikovski niet uitblinkt als componist voor piano solo, maar je herkent er veel van zijn kenrepertoire in terug: balletmuziek, folkloristische invloeden, en soms zelfs een beetje van de brille uit de pianoconcerten. De muziek is heel sfeervol, heel poëtisch.' Liu heeft de daad bij het woord gevoegd, want zo komt het ook uit de luidsprekers. De speelduur is met 54 minuten aan de karige kant. index |
|