CD-recensie
© Aart van der Wal, januari 2021 |
Het is alweer een poosje terug dat ik de dvd-set bekeek met de drie laatste symfonieën van Tsjaikovski door het orkest van het Mariinski uit Sint-Petersburg onder leiding van Valery Gergiev, opgenomen in de Parijse Salle Pleyel in januari 2010. Ik vond de uitvoeringen aanmerkelijk beter dan het beeld dat voortdurend werd ontsierd door een slechte cameraregie, met de camera's voortdurend in (zinloze) beweging, met teveel verschillende shots in korte tijd, een overmaat van close-ups en tot overmaat van ramp ook nog een wisselende beeldkwaliteit. Na een halfuur was ik er compleet klaar mee en besloot er verder geen aandacht meer aan te schenken. Een recensie van het geheel leek me verspilde moeite. Onlangs werd mij echter de cd-uitgave met de symfonieën nr. 4 en 5 toegestuurd. ditmaal uiteraard zonder het beeld dat voor die onwelkome afleiding zorgde. Niet dat ik echt van de uitvoeringen ondersteboven raakte, maar het was in mijn herinnering een stuk beter dan toen op die dvd-set. Wat uiteraard niet kon. Dus die erbij gehaald en geconstateerd dat het geluid (uiteraard) precies hetzelfde was (met de dvd-speler aangesloten op de externe DAC van Naim, want de in de speler standaard ingebouwde DAC is doorgaans een paar klassen minder). Gergiev en het Mariinski: door decennialang met elkaar musiceren zijn zo ongeveer met elkaar vergroeid geraakt. Het kleinste handgebaar of een snelle oogwenk van de dirigent is dan al voldoende om de wielen in beweging te zetten en te houden en aangezien dirigent en orkest de wereldpodia frequent bezoeken kent men de akoestiek van de desbetreffende ruimte bij wijze van spreken op zijn duimpje; en dan vooral wat wel en wat niet kan. Het zijn alvast positieve uitgangspunten voor deze bespreking, jazeker, maar wie zit eigenlijk op deze zoveelste opnamen van Tsjaikovski's (bijna) laatste symfonieën te wachten? Ik telde er in de gauwigheid al 175! Als ze met kop en schouders boven het maaivelden zouden uitsteken: prima, maar dat is hier niet het geval. Gergiev krijgt het in dit repertoire en met dit orkest uiteraard precies zoals hij het wil. Dus ligt het niet aan de spelkwaliteit van het orkest dat in de langzame delen een soort cosmetiserende stroperigheid (à la Karajan, zou ik bijna zeggen) intreedt die afbreuk doet aan het vereiste expressieve momentum (meer is hier duidelijk minder!) Door de slappe puls lijkt het daardoor spanningsloze discours herhaaldelijk te verzanden. Terwijl de spanning in het Scherzo van de Vierde nu juist wel zo wordt opgebouwd dat de daaruit resulterende energie vervolgens vrij kan uitlopen naar het kostelijke Trio en uiteindelijk de zinderende finale. De hoekdelen maken de meeste indruk door Gergievs sterk gedreven intuïtie, wat wel niet zo zal zijn maar wel minstens de schijn ervan opwekt. Op zich al een prestatie van formaat. Het spontane karakter ervan is net zo evident als dat hij de enorme krachten die hij geleidelijk (ja, hij kan doseren!) weet los te woelen toch bij elkaar weet te houden, in de Vijfde zelfs nog sterker dan in de Vierde, waarvan de ronduit bombastische setting uitmondt in een ware hellevaart (waarop eens Gennadi Rozjdestvenski en Jevgeni Mravinski het patent leken te hebben). Maar de Vijfde is, het geheel overziende en afgezien van het wat slap verlopende Andante, nog wel het meest indrukwekkend, met als absoluut hoogtepunt de orkestraal glanzend vormgegeven finale. Wat ik incidenteel wel miste was de legendarische ‘scherpte' van Kirill Kondrashin, maar door de bank genomen biedt dat op zich geen reden tot echt klagen. De ‘sound' is puik, de gloedvolle strijkers, het briesende koper, de roerige pauken en de kruidige houtblazers staan er magnifiek op in een bovendien overrompelende dynamische setting. Het jubelende slotapplaus is gelukkig meegesneden, al is het jammer genoeg wel erg kort gehouden, waardoor het een tamelijk onnatuurlijke indruk achterlaat. Tot beluit: het is me volstrekt onduidelijk waarom twee sets werden uitgebracht: een doos met alleen de Vierde en Vijfde, en een met ook nog de Zesde, de 'Pathétique'. Het zal zijn oorsprong wel vinden op het marketingbureau van het orkest, maar vreemd blijft het. Wie verder om zich heen wil zien: keus genoeg, waaronder ook de Weners onder Gergiev (Philips), een naar mijn smaak (nog) beter alternatief. index |
|