CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2020 |
Het is niet zo vreemd dat echt goede (kamer)muziek - en dat geldt dan met name voor de barokmuziek - zich vrij gemakkelijk leent voor instrumentale bewerkingen. Bach was er overigens een meester in, nog afgezien van zijn grote talent op het gebied van de parodie. Georg Philipp Telemann werd door zijn tijdgenoten als een van de beste toondichters beschouwd, maar ook als uitvoerend musicus stond hij hoog aangeschreven. We mogen er nu misschien anders over denken, maar toentertijd was Telemanns reputatie aanmerkelijk groter dan die van Johann Sebastian Bach. Dat bleek onder meer toen in Leipzig rond 1723 de prestigieuze post van Thomascantor vacant kwam en wel Telemann maar niet Bach verreweg de voorkeur genoot. Telemann had in Leipzig gestudeerd, werd er alom gerespecteerd en kwam als eerste in aanmerking, maar hij gebruikte zijn kandidatuur meer als breekijzer om daarmee in zijn standplaats Hamburg een hogere beloning af te dwingen. Wat hem ook lukte. Leipzig had zijn voorkeur niet, mede omdat hij er geen zin in had om aan de Thomasschool Latijnse les te geven. Toen hij zich terugtrok bleef er nog een vijftal kandidaten over, met Bach zelfs als minst gegadigde! Van Telemanns enorme oeuvre van ruim drieduizend werken is helaas een aanzienlijk deel verloren gegaan, waarvan het merendeel tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat dacht men ook van een set van 12 Fantasieën voor viola da gamba, door Telemann - hij was tevens een zeer succesvolle muziekuitgever! - zelf gepubliceerd in Hamburg in 1735, onder de titel 'Fantasies pour la Basse de Violle senza Basse'. Pas in 2015 werden deze door de Franse musicoloog François-Pierre Goy in het stadsarchief van het Duitse Osnabrück teruggevonden, waarna ze het jaar daarop in druk werden gegeven, nu ingedeeld onder TWV 40:26-37, in aansluiting op een andere set van 12 voor viool, al lang geleden ingedeeld onder TWV 40:14-25). Waarna het herontdekte werk aan zijn zegetocht begon, zowel in originele als bewerkte vorm. Dat laatste geldt ook voor de smaakvolle bewerking voor gitaar solo, door de Portugese gitarist Sandro Rodrigues. Hoewel ik niet altijd positief tegen de meest uiteenlopende arrangementen aankijk is deze transcriptie zeker geslaagd te noemen, mede doordat deze fantasieën voor viola da gamba zich relatief gemakkelijk voor uitvoering op de gitaar lenen. Waar nog bijkomt dat Rodrigues ook als uitvoerend musicus in deze stukken het muzikanteske karakter ervan geheel en al intact laat. Of anders gezegd: de oorspronkelijke eigenschappen blijven mede dankzij dit gitaarspel par excellence wel degelijk behouden. Maar misschien wordt dit mede verklaard doordat de gitaar bij uitstek een 'transcriptie-instrument' is dat bovendien sterke raakvlakken heeft met zowel de luit als de vihuela, instrumenten die rond de vijftiende eeuw in zwang kwamen en tot in de barokperiode een belangrijke rol vervulden. Het fijnzinnige gitaarspel van Sandro Rodrigues werd door Tom Peeters in de Koepelwerk te Renswoude evenzo markant vastgelegd. index |
|