CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2019 |
De Duitse componist Georg Philipp Telemann (1681-1767) mag dan bekend staan als een veelschrijver (hij liet een onvoorstelbaar aantal werken na, waaronder een groot aantal omvangrijke passiemuzieken), hij stak in inventief opzicht wel met kop en schouders boven de meeste van zijn tijdgenoten uit. Alleen de grote Johann Sebastian Bach wist hem nog te overtreffen (in Telemanns TWV 55:c1, in de gavotte, lijkt de Thomascantor zelfs stiekem om de hoek te kijken...) Op deze cd drie van Telemanns ouverturen (overigens niet te verwarren met de operaouverture) en een concerto, met in het middelpunt daarvan de (barok)hobo, het instrument dat in die tijd zowel in orkesten en kleine ensembles als in de kamermuziek een belangrijke rol speelde. De bespelers werden toen 'hautboisten' genoemd (natuurlijk, naar 'hautbois', de oorspronkelijke benaming van het instrument). Pas later kwam de term 'hobo' in zwang. Maar, om Shakespeare weer eens te citeren: 'What's in a name'? Als u echt álles over de hobo wilt weten raad ik u het standaardwerk van Bruce Haynes aan: 'The Eloquent Oboe'. Niet alleen ontstaan en ontwikkeling van het instrument komen daarin ruimhartig en zeer gedetailleerd aan bod, maar ook het bespelen ervan. Telemann was nog niet geboren toen in veel Duitse steden de zogenaamde 'Stadtpfeifer' in zwang waren. Blazers die wel of niet in dienst van de 'Gemeinde' zich daarop hadden toegelegd en volgens tijdgenoten ware virtuozen op hun instrument waren. Die traditie ging heel ver terug, tot in de veertiende eeuw, al was het instrumentarium in die tijd uit de aard der zaak nogal primitief. Wat niet wegnam dat de 'Stadtpfeifer' toen al vaak present waren, zowel bij officiële gelegenheden, als ceremonieel-muzikale ondersteuning of puur ter verstrooiing. Die ontwikkeling zette zich voort en naarmate de nieuw ontwikkelde hobo vaste grond onder de voeten kreeg raakte dit instrument ook bij de 'Stadtpfeifer' in zwang. Er ontstond zelfs de verplichting om de hobo in het ensemble op te nemen, wat tevens betekende dat de 'Stadtpfeifer' het instrument moest leren beheersen. Geen wonder dus dat vele componisten voor allerlei blazersensembles muziek schreven, in alle denkbare soorten maten. Dans- en marsmuziek, muziek voor bepaalde plechtigheden, maar ook voor begrafenissen, cantatediensten en kerkelijke hoogtijdagen. De bezetting kon sterk variëren, van slechts een paar instrumenten tot een uitgebreide blaaskapel. Op de voorliggende cd is sprake van in totaal acht instrumenten die gevarieerd worden ingezet: twee (barok)hobo's, twee (barok)hobo's d'amore, taille (althobo), (barok)fagot en twee natuurhoorns, weliswaar zonder uitzondering replica's, maar ten opzichte van het origineel hoeft dat geen hoor- of speltechnisch verschil uit te maken. Het spel van de zes musici (ze maken deel uit van het in 1996 door Georg Corall opgerichte 'Les Hautboïstes de Prusse', een ensemble met een gevarieerde bezetting die zich tot zelfs meer dan 28 musici uitstrekt) is voortreffelijk en de opname is dat ook. Een waar klankfeest: fraaie soli en schitterende mengkleuren in de tutti wisselen elkaar af. Alle reden dus om zich te laten verrassen door wat in de achttiende eeuw vrijwel dagelijkse kost was. Niemand zal er toen nog van hebben opgekeken dat een verzameling 'Stadtpfeifer' al toeterend door de straten trok. In filmpjes uit de jaren vijftig van de vorige eeuw zien we overigens nog marcherende fanfareorkesten in tenue door de straten trekken, wat in die tijd heel gewoon was. Eigenlijk een meer eigentijdse variant van de 'Stadtpfeifer' van eeuwen terug. Mijn schoonvader speelde op de piston in het plaatselijk fanfaregezelschap. Het was zijn lust en zijn leven. Ze bestaan nog steeds, de fanfareorkesten, al trekken ze nog slechts zelden in strak gelid door de straten. index |
|