![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2017
|
In de in 1740 gepubliceerde autobiografie van Georg Philipp Telemann valt te lezen dat hij nog als dreumes zich bekwaamde in zowel het fluit- en viool- als citerspel en dat hij ook als adolescent graag op de blokfluit speelde. Ongetwijfeld zegt dat ook iets over zijn speltechnische kwaliteiten en het verklaart bovendien dat hij zoveel composities voor het instrument heeft nagelaten, waaronder een groot aantal duetten, solo- en triosonates, kwartetten, suites en concerten. Stukken die als het ware op het lijf van het instrument zijn geschreven en de speler(s) groot plezier verschaffen. Maar ook voor de luisteraar zijn dit ravissante miniaturen die de aandacht gevangen houden. Telemann de veelschrijver (hij componeerde maar liefst zo'n drieduizend werken) behield zijn leven lang een warm plekje voor de blokfluit. In zekere zin is dat wederkerig: menige blokfluitist beleeft veel plezier aan deze muziek die ook als 'oefenwerk' (denkt u maar aan de vele 'Essercizii musici') gehoord mogen worden. Telemann was jurist, had allerlei talen gestudeerd en zich op muziekgebied zich alles zelf aangeleerd. Aan de universiteit van Leipzig had hij een Collegium Musicum georganiseerd. Hij was er dirigent en schreef zelf de muziek die er werd uitgevoerd. Let wel: een autodidact op muziekgebied. Hij had er niet voor doorgeleerd, maar werd goed genoeg bevonden om hofmusicus te worden in Sorau. Dat was in 1704. Van daaruit kon hij reizen maken naar Berlijn en ook naar Polen. Dat land werd zijn grote inspiratiebron. Vooral in de dansante muziek die hij schreef voor het muzikale leven aan het hof maakte hij gebruik van ritmen uit de Poolse volksmuziek. Telemann klom snel op de maatschappelijke ladder, want er werd stevig aan hem getrokken door de Duitse keurvorsten en stedelijke autoriteiten. In 1708 verhuisde hij naar het hof in Eisenach en vier jaar later werd hij kerkelijk kapelmeester en muziekdirecteur in Frankfurt. Daar zat hij nog toen de kerkenraad van de Thomaskirche in Leipzig zijn oog op hem liet vallen. Thomascantor: wat een eervolle functie. Maar.. tegelijk bracht de post eenzelfde uitnodiging uit Hamburg. Telemann kon er muziekdirecteur worden van de vijf hoofdkerken en cantor van het Johannaeum. Dat vond hij toch nét iets eervoller. Het werd dus Hamburg. De Thomaskirche kreeg een keurige brief: dank u zeer voor de uitnodiging, een hele eer, had graag gewild, maar ja... ziet u, Hamburg... Net als Bach schreef hij vocale muziek voor de kerk (23 jaargangen kerkcantates, 46 passies, 15 missen) en daarnaast zo'n 45 opera's waarin hij zijn best deed personen en situaties door eigen thema's en motieven te karakteriseren, en dat honderd jaar vóór Wagner... Zijn stijl was gebaseerd op het Duitse contrapunt, maar hij beheerste ook de Franse en Italiaanse schrijfwijze als weinig anderen. Gaandeweg maakte hij zich los van de barokstijl en liet galante rococo-elementen toe, waarmee hij zich meer een kind van zijn tijd toonde dan Bach. Tafelmuziek De vergelijking Telemann-Bach is onvermijdelijk: zij waren elkaars concurrenten, al zagen zij het zelf niet zo. Zij hadden de hoogste achting voor elkaar. Telemann had een productie die die van Bach nog verre overtrof. Tijdens zijn leven had hij veel meer aanzien, maar al snel volgde voor beiden de vergetelheid. De muziek sloeg andere wegen in en aan de oude barokcomponisten was geen behoefte meer. Bach werd al snel herontdekt en zijn roem werd groter dan ooit. Telemann werd gezien als een inhoudsloze veelschrijver en heeft tot in de twintigste eeuw op zijn rehabilitatie moeten wachten. In zijn beste werken was hij een groot en richtinggevend componist. Tegenwoordig weet de wereld dat. Gelukkig maar. Van blok- naar dwarsfluit De term 'fantasia' suggereert een vrije vorm, maar dat was voor Telemann misschien toch een brug te ver. Wel valt op dat iedere fantasie in een andere toonsoort staat, met de stapsgewijze progressie van A-groot (nr. 1) naar g-klein (nr. 12). De structuur van alle twaalf fantasieën is eenduidig vastgelegd, met in ieder deel een simpele tempoaanduiding (in het Italiaans) en een opvallend gebruik van de meest uiteenlopende stijlvormen al worden die niet met name worden genoemd, zoals die in de toenmalige instrumentale muziek gebruikelijk waren (fuga, chaconne, passacaille, Franse ouverture, allemande, courante, sarabande, rondeau, menuet, bourrée, gigue en passepied, naast enige typische volksdansen). Dat Telemann met het idiomatische karakter van deze fantasieën wel degelijk nieuwe wegen opende heeft ongetwijfeld bijgedragen aan het belang van deze stukken voor het solorepertoire voor fluit. Interessant is ook dat Ashley Solomon voor deze opname van meerdere fluiten gebruik heeft gemaakt, waaronder twee wel heel bijzondere: een uit Meissener porselein en een uit ivoor, beide uit 1760. Zowel de daaruit voortvloeiende timbreverschillen als de fantasierijke composities, maar zeker niet in de laatste plaats het spel van Solomon staan garant voor een cd vol afwisseling. Dit is in ieder opzicht topklasse, wat door de prachtige opname nog eens dubbel en dwars wordt onderstreept. U zult nog wel even geduld moeten hebben, want de cd ligt pas vanaf 8 september in de winkel. U mag van mij echter aannemen dat uw geduld zal worden beloond! index |
|