CD-recensie

 

© Aart van der Wal, september 2008


 
   
   

Ensemble Syntagma - Remembrance

Anoniem: Chanson (rondo; uit 'Roman du Fauvel') - Estampie (uit 'Roman du Fauvel').

Cysoing (ca. 1250): 2 Chansons.

D'épinal (1205/30-1272): Aÿmans fins et verais - Quand je voi l’erbe menue- Amours et bone volontez - Quand je voi l’erbe menue - Desconfortez et de joie parti - Aÿmans fins et verais - Outrecuidiers et ma fole pensee - Puis qu’il m’estuet de ma dolour - Par son dolz comandemant - Commencement de couce saison bele.

L'Escurel (?-1304): Estampie.

Muset (dertiende eeuw): Trop volontiers chanterole.

Ensemble Syntagma: Akira Tachikawa (countertenor), Annemieke Cantor (mezzosopraan), Emilia Danilevski (verteller), Bernhard Stilz, Anna Danilevski (blokfluiten en strijkinstrument), Markus Wesche (luit), Benoît Stasiaczyck, Peng Xiaobo (slagwerk), Sophia Danilevski (tromba marina), Pascale Van Coppenolle (organetto) o.l.v. Alexandre Danilevski (luiten, gitaren, strijkinstrument).

Challenge Classics CC72190 • 64 ' •

www.challenge.nl


Wie was Gautier d'Épinal? Volgens de encyclopedieën en andere naslagwerken was hij een nogal mistige middeleeuwse figuur in en rond Lotharingen aan wie zo'n vijftien tot dertig liederen worden toegeschreven. Ongeveer een eeuw geleden duidde de markies van Pange hem als de ridder Gautier V d´Épinal ('dominus Galterus/Walterus/Wautiers dictus miles de Espinal'), die was geboren tussen 1205 en 1230 en in 1272 was gestorven. Deze Gautier behoorde een opmerkelijk geslacht dat van de elfde tot de veertiende eeuw over het stadje 'Epinal, in de Vogezen, had geheerst en in aristocratische kringen verkeerde (waaronder die van de in hoog aanzien staande graven van Savoy).

Dit beeld werd door Robert Lug in zijn in 2007 door Peter Lang uitgegeven boek (het vierdelige De Chansonnier van Saint-Germain-de-Prés, met daarin o.a. melodieën, notatie, ontstaan en politieke verwikkelingen in de tijd van het ontstaan van de Europese volksliederen) danig bijgesteld. Volgens hem was Gautier (overleden in of omstreeks 1232) een klerk, de neef van de bisschop van Metz, een tijdgenoot van de 'Guerre des Amis', de 'Vrienden van de Oorlog', die de stad in hun greep hadden genomen. Metz, met zijn 30.000 inwoners toen de vijfde grootste stad in het Europa ten noorden van de Alpen, lag zo'n tien kilometer van de Frans-Duitse taalgrens en maakte deel uit van het Heilige Romeinse Rijk ('Sacrum Romanum Imperium'). Het conflict betekende niet veel meer dan een poging om de machtsverhoudingen tussen oude patriarchale clan, de 'vrienden' van de bisschop (die zich hadden verzameld in Port-Sailli) en de 'nouveau riches', de nieuwe rijken, op de proef te stellen. De strijd liep in ieder geval hoog genoeg op om te bewerkstelligen dat in alle literaire teksten die op de vele scriptoria in Metz werden vervaardigd, de naam van de auteur ervan werd weggelaten. Deze vorm censuur zou uitgroeien tot een traditie. Metz kreeg later zelfs het stempel opgedrukt van de 'stiefmoeder van de Kunsten en alle overige Deugden ('Agrippa de Nettesheim').

Het schijnt dat Gautier in alle opzichten duidelijk pro Frans was, terwijl de meeste families der edelen en notabelen uit Lotharingen die zich sterk aangetrokken voelden tot 'Romania', het gebied dat Bourgondië, Luik, Champagne en Picardi omvatte en waarin weliswaar de wetgeving een duidelijk Duits karakter had, maar de levensstijl duidelijk Frans was georiënteerd. Geen wonder dus dat Gautier Filip van Vlaanderen in het lied Quand je voie l'erbe menue complimenteerde met het herstel van de 'edele' waarden in Lotharingen.

Gautiers manuscripten wijzen eerder naar een 'seigneur' dan - zoals Lug betoogde - een klerk of een bediende was. Dat er na 1232 geen composities van zijn hand meer te vinden zijn wil niet zeggen dat hij omstreeks die tijd is overleden, maar kan evenzeer duiden op de tand des tijds die vat kreeg op de documentatie en de nu eenmaal eeuwige neiging van de mens om te vernielen of te vernietigen. Maar klerk of niet, in Le Concile d'amour de Remiremont (Lorraine, ca. 1200) valt te lezen dat 'klerken voorkomend en eerlijk zijn, ze weten niet hoe ze moeten bedriegen of kwadaardige dingen moeten zeggen, ze kennen de kunst van de liefde en zijn er bedreven in'.

Gautier laat zich in zijn geschriften van zijn pragmatische kant zien. Hij stond niet aan het begin maar aan het einde van een beschaving. Zijn poëzie is, evenals zijn muziek, doordesemd van de nostalgie van een eigentijdse denker die beseft dat de Gouden Eeuw nooit heeft bestaan en nooit zal kunnen bestaan. Hij uit zich in een ernstige toon. Zelfs de zegeningen en de triomfen van de liefde hebben het karakter van een klaagzang over de menselijke tekortkomingen (zoals in Par son dolz comandemant). Hij hanteerde een gecomprimeerde schrijfstijl, die onverenigbaar was met de klassieke Franse syntax. Het is de wereld van de ideeën, de associaties, sous-entendus, parallellen en generalisaties (Puis qu’il m’estuet de ma dolour), gevat in een onmiskenbare eenheid en cohesie, maar bovenal in stilistisch opzicht uniek. Er zijn in ieder geval geen manuscripten van andere componisten uit die periode gevonden die met het werk van Gautier vergelijkbaar zijn.

Dankzij de vele muziekarcheologische vondsten kunnen we ons een althans redelijk beeld van de middeleeuwse muziekpraktijk vormen, maar dan wel met de nadruk op 'redelijk'. Voor alle muziek geldt dat de ritmiek, evenals de melodie en de harmonie, van essentiële betekenis is. Dat zal ook eenieder beamen die niet op de hoogte is van de muziektheorie. In de historische, op de middeleeuwse muziek gerichte, uitvoeringspraktijk wringt nu juist in het ritme de schoen: musicologen en musici kunnen het daarover niet eens worden, wat mede tot gevolg heeft dat van de uitvoeringsstijl geen sprake is. Op deze cd wordt dat probleem bepaald niet uit de weg gegaan. Zo horen we twee verschillende versies van Aÿmans fins et verais, de een in de instrumentale, de andere in de vocale versie, waarvan de ritmiek verschilt als de dag van de nacht.

Deze uitgave is om meerdere redenen buitengewoon aantrekkelijk. We krijgen een riante blik in de middeleeuwse creatieve mores vanuit verschillende perspectieven, in een bijzonder afwisselend programma waarin weliswaar de meditatieve lamentatie centraal staat, maar ook ruimte is voor krachtiger klanken. Dat het zo gevarieerd is komt tevens voort uit het steeds wisselende instrumentarium (dat is geënt op middeleeuwse modellen) en - last but not least - de wijze waarop het ensemble de vele fascinerende kanten van deze muziek frank en open tegemoet is getreden. Kortom, dit is heel bijzonder, buitengewoon boeiende repertoire dat hier in uitmuntende uitvoeringen en dankzij de schitterende opname (Chapelle St. Augustin in Bitche, Frankrijk) optimaal tot leven komt.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links