CD-recensie
© Aart van der Wal, september 2022 |
Virtuositeit, fijnzinnigheid en raffinement: zie daar de drie wat mij betreft belangrijkste kwalificaties die in dit programma het spel kenmerken van de Noorse violiste Vilde Frang Bjærke (36), kleindochter van de componist Finn Arnestad. Een groot talent, dat al snel door Mariss Jansons werd ontdekt: of ze - als twaalfjarige! - samen met hem en het filharmonisch orkest van Oslo (waarvan hij chef-dirigent was) wilde optreden? Ze zei geen nee. Zoals ook alweer lang geleden de jonge Anne-Sophie Mutter door Karajan en zijn Berlijners werd aangezocht. Groot talent: het verloochent zich nooit. Frang kan het gelukkig zonder sterallures stellen, een eigenschap die zij deelt met onder meer 'onze' Liza Ferschtman, Janine Jansen, Rosanne Philippens, Isabelle van Keulen, Simone Lamsma en Lisa Jacobs (internationaal bezien is de illustere lijst met namen nog veel langer). Frang heeft een uitgesproken hekel aan een opgedirkte 'performance': dat geldt zowel voort haar uiterlijk als haar spel. Dat zie je op het podium, maar ook op foto's: eenvoudige kledij, geen overdreven make-up. Ze studeerde bij Kolja Blacher in Hamburg, Ana Chumachenko in Kronberg en Mitsuko Uchida in Londen (naar eigen zeggen een pianiste die niet alleen heel goed pannenkoeken kon bakken, maar haar ook veel kon leren, waaronder Beethovens Vioolconcert).
Dat Beethoven-concert dus. Haar vertolking gaat niet door roeien en ruiten, maar is eerder mild gestemd, zij het wel levendig en energiek. De intimiteit die zij erin brengt is weldadig, bijna kamermuzikaal, met als gelijkgestemde zielen de Deutsche Kammerphilharmonie Bremen onder leiding van Pekka Kuusisto. De cadens is van de componist zelf: van zijn pianobewerking (met pauken). Op zich prima, maar toch is het jammer dat er vrijwel geen violist te vinden is die met een eigen cadens podium of studio betreedt. Stravinsky's Vioolconcert (eveneens in D-groot genoteerd!) is parodistisch neobarok (de benaming van de vier deeltjes spreekt al voor zich: Toccata, Aria I & II, Capriccio) en lijkt vooral op de vioolconcerten van Bach te zijn geïnspireerd. Dat maakt het ondanks de heftige motoriek in het openingsdeel en de van hot naar haar springende melodieën in het Capriccio een gemakkelijk toegankelijk werk dat onbegrijpelijk genoeg zelfs nu nog verhoudingsgewijs veel te weinig aandacht krijgt; al is de discografie ervan gelukkig wel goed gevuld. De violiste weet de neobarokke maar ook de klassieke kanten van het werk uitstekend te belichten, met als een van de hoogtepunten de warm uitgesponnen lyriek in de beide aria's. In de hoekdelen overheersen esprit en muzikanteske levendigheid, gevoegd bij fantasie en brille. Ook in dit concert munten dirigent en orkest uit in pure gemeenschapszin en zorgen zij voor de juiste balans binnen de kaders van dit hybride opus. Ook de opname slaagde uitstekend. index |
|