|

CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2018
|
Alexander Melnikov - Four Pieces Four Pianos
Schubert: Fantasie in C, D 760 (Wanderer)
Chopin: Études op. 10 nr. 1-12
Liszt: Réminiscenes de Don Juan S 418
Stravinsky: Drie delen uit Petroesjka
Alexander Melnikov (piano)
Harmonia Mundi HMM 902299 • 80' •
Opname: oktober 2016, mei en juli 2018, Teldex Studio, Berlijn
|
|
|
Geweldig, wat Alexander Melnikov hier doet: vier verschillende werken op vier verschillende piano's. Schuberts Wanderer-fantasie speelt hij op een Weense fortepiano (met typisch Weens mechaniek) van Alois Graf, gebouwd tussen 1828 en 1835; Chopins 12 Études op. 10 op een (uiteraard Parijse) vleugel van Érard uit 1837; Liszts Réminiscenses de Don Juan op een (uiteraard Weense) Bösendorfer uit 1875 en Stravinsky's Drie delen uit Petroesjka op een Steinway D van hedendaagse snit. En wat we allang weten: Melnikov draait er zijn hand niet voor om, wat niet alleen voor de technische maar ook voor de interpretatieve aspecten geldt: verschillende piano's betekent een verschillende aanpak, zowel puur technisch als wat de vertolking betreft.
Het klinkt hier allemaal zo vanzelfsprekend dat je als luisteraar bijna zou vergeten welk een tour-de-force dit in feite is. En wie mocht denken: 'geen kunst in een studio', mag ik er wel fijntjes op wijzen dat Melnikov dit ook op het concertpodium presteert. Dat laatste heeft zeker zijn spectaculaire kanten, met soms zelfs vier instrumenten, maar met 'slechts' één pianist. Edoch, ook zonder dit visuele aspect is het sensationeel wat Melnikov uit deze vier instrumenten weet te toveren. Dat geldt niet minder voor het sluitstuk van dit programma op een eigentijdse Steinway, want die drie deeltjes uit Petroesjka vormen voor iedere pianist een uitdaging die er zijn mag. Natuurlijk is het buitengewoon aantrekkelijk om dit gevarieerde programma op een instrument uit die tijd te horen, maar toch staat voorop hoe Melnikov er puur interpretatief mee is omgegaan. Daarvoor past slechts één woord: fabelachtig. Andere termen voldoen overigens ook prima: indrukwekkend, groots, meesterlijk, betoverend.
Maar nog even terug naar die vier verschillende instrumenten: ze klinken net zo indrukwekkend, net zo betoverend. Ze ontsluiten details in zowel de linker- als de rechterhand die absoluut eigen zijn aan het desbetreffende instrument. Echt, een negentiende-eeuwse Graf klinkt bepaald anders dan een Bösendorfer van bijna een halve eeuw later, wat bovendien aangeeft hoezeer de pianobouw in die relatief korte periode is voortgeschreden. Dat verschil is aanmerkelijk groter dan tussen die Bösendorfer en de Steinway uit - in dit geval - 2014, in tijd uitgedrukt veertig jaar. Wat niet wegneemt dat de Bösendorfer uit de tijd van Liszt, met zowel met leder als vilt beklede hamers en het traditionele Weense mechaniek, nog niet was uitontwikkeld. Toch horen we duidelijk dat de klankmatige verschillen met de latere generatie instrumenten aan het afnemen zijn. Dan de Érard die niet (meer) op een Pleyel lijkt: Chopins Études krijgen op dit instrument klankmatig echt het volle pond, al zijn er uiteraard goed hoorbare verschillen tussen dit instrument uit 1837 en de Bösendorfer uit 1875. Edoch, dat verschil is wel weer kleiner dan tussen de Graf en de Bösendorfer, terwijl de Graf uit dezelfde periode stamt als de Érard. We horen bij Érard ook duidelijk diens 'répétition' mechaniek, een belangrijk voordeel in uiterst virtuoze stukken. En in tegenstelling tot de met leer beklede hamers zijn die bij Érard van vilt, een ontwikkeling die later ook elders in Europa werd toegepast en ook nu in geen enkele piano of vleugel ontbreekt. Er valt op deze cd dus veel te ontdekken en misschien ook wel te leren. Martin Sauer tekende weer voor een schitterende opname die de vier instrumenten subliem tot hun recht laat komen.
|
|