CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2017
|
Bachs 'Wohltemperiere Klavier' (u mag 'Klavier' ook met een C schrijven) heeft menige componist tot inspiratie gediend. Natuurlijk schiet daarbij onmiddellijk Dmitri Sjostakovitsj in de gedachten, maar Sir Charles Villiers Stanford (1852-1924) kon er ook wat van. Hij componeerde 48 préludes (anders dan bij Bach en Sjostakovitsj blijven de ermee verbonden fuga's achterwege) en dus in alle toonsoorten. De eerste set verscheen in 1918 en kreeg het opusnummer 163 mee, de tweede, opus 179, verscheen rond 1921. De moeilijkheidsgraad is verschillend, en met het opklimmen van de nummers niet per se moeilijker wordend. Stanford schreef in een romantisch, zij het Engels gestempeld idioom en daarop maken deze préludes geen uitzondering. Hij toont zich in deze miniaturen een meester in melodische en harmonische vormgeving, maar ook in het vermogen om de variatievorm heel inventief uit te buiten of een melodie zich bijna zelf te laten ontwikkelen (zoals de Chaconne in Variatie nr. 36). Dat Stanford met meer dan een half oog naar de barok heeft gekeken is weliswaar evident, maar hij heeft ook typisch achttiende-eeuwse stijl- en dansvormen in deze préludes verwerkt. Er is zelfs in nr. 33 een duidelijke verwijzing naar Schuberts beroemde 'Marche militaire'. Zoals er in variatie nr. 22 meer dan slechts een reminiscentie is aan de bekende treurmars uit Chopins Tweede pianosonate (beide delen ook dezelfde toonsoort: bes-klein). U zult ongetwijfeld meer verwijzingen weten te vinden, wat op zich al een leuke bezigheid is (al is het wel muziek en geen kwis). De Negende prélude pakt bizar uit, als het binnen het geheel al geen 'Fremdkörper' is, met een schichtig aangelegd thema en buitenissige pauzes. Dat moet ook kunnen. Sam Haywood, 1972, Brisbane, Australië) koos van de in totaal 48 préludes er 38 maar wat mij betreft had hij ze allemaal mogen vastleggen (al zijn daarvoor wel twee cd's nodig alsmede aanvullende muziek). Het is weer die zo beproefde combinatie van vlekkeloze techniek en intense muzikaliteit die het pleit beslecht en waarvoor men zich volkomen gewonnen geeft. Het is allemaal tot op het bot fijngeslepen, de timing is perfect, evenals frasering, articulatie en ritmiek, maar boven dit alles hangt wel die prachtig getekende wolk die inspiratie heet. De Steinway werd majestueus vastgelegd. Nog even iets over de gekozen volgorde. Haywood speelt de 38 préludes niet chronologisch. Dat is weliswaar een nadeel doordat de toonsoortverhoudingen daardoor anders komen te liggen, maar toch is er wel wat voor te zeggen omdat de préludes niet alleen compositorische en pianistieke hoogstandjes zijn, maar ook duidelijke stemmingsbeelden (al kunnen die niet in woorden worden gevangen, wat trouwens een bijzondere eigenschap van muziek is). Dus is het een kwestie van keus: of chronologisch of de focus op contrast (niet qua afwisseling, want die is er in chronologische volgorde echt wel voldoende). Haywood koos voor het laatste. Wat mij betreft prima. Bij Bach zou het op een regelrechte misser zijn uitgelopen. Dat spreekt. index |
|