CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2007

Sjostakovitsj: 24 Préludes en fuga's op. 87.

Keith Jarrett (piano).

ECM New Series 1469/70 • 61' + 75' • (2 cd's)

www.ecmrecords.nl

 

 


De opname (door Peter Laenger gemaakt in Le Chaux de Fonds) dateert al van juli 1991, maar hij kwam nog niet eerder onder mijn aandacht. Als het om authenticiteit en concentratie gaat, is het Tatjana Nikolajeva die als eigenlijke erfgename van dit werkde toon aangeeft, hoewel de late Hyperion-opname haar niet meer in topvorm toont. Een andere, wezenlijker authenticiteit vertonen natuurlijk de opnamen van de componist zelf en van Richter, die haast essentiële supplementen vormen.

Vanuit het musicologisch perspectief bezien zijn de 24 Préludes en fuga's gemodelleerd naar Bachs WTK, met de kanttekening dat Sjostakovitsj tijdens zijn bezoek aan het Bach-Festival in Leipzig in 1950 zó overweldigd werd door de uitvoering van Bachs contrapuntische meesterwerk door Tatjana Nikolajeva dat hij ter plekke besloot om zijn eigen WTK te componeren. Kort na zijn terugkeer in Moskou, op 10 oktober 1950 begon hij eraan. Al op 25 februari 1951 was de twee uur en een kwartier durende cyclus voltooid. Uit het manuscript blijkt dat de componist al vooraf precies wist wat hij wilde. Alleen de Prélude in bes heeft hij bij nader inzien alsnog ingrijpend omgewerkt.

De Russische critici hadden weinig met deze muziek op. Er was weerstand tegen de vele dissonanten, terwijl bovendien het verwijt klonk dat het met Russische muziek niets van doen had en eerder 'westerse decadentie' uitstraalde. In de nadagen van het Stalin-regiem was dit een 'normale' reactie, die - zoals gebruikelijk - luidkeels door de Componistenbond werd uitgedragen.

De eerste uitvoering vond plaats in Moskou op 23 december 1952 door ... Tatjana Nikolajeva.

In chronologische volgorde:

Nr. 1 in C: Moderato - Moderato
Nr. 2 in a: Alegro - Allegretto
Nr. 3 in G: Moderato con moto - Allegro molto
Nr. 4 in e: Andante - Adagio
Nr. 5 in D: Allegretto - Allegretto
Nr. 6 in b: Allegretto - Moderato
Nr. 7 in A: Allegro poco moderato - Allegretto
Nr. 8 in fis: Allegretto - Andante
Nr. 9 in E: Moderato non troppo - Allegro
Nr. 10 in cis: Allegro - Moderato
Nr. 11 in B: Allegro - Allegro
Nr. 12 in gis: Andante - Allegro
Nr. 13 in fis: Moderato con moto - Adagio
Nr. 14 in es: Adagio - Allegro non troppo
Nr. 15 in des: Allegretto - Allegro molto
Nr. 16 in bes: Andante - Adagio
Nr. 17 in As: Allegretto - Allegretto
Nr. 18 in f: Moderato - Moderato con moto
Nr. 19 in Es: Allegretto - Moderato con moto
Nr. 20 in c: Adagio - Moderato
Nr. 21 in Bes: Allegro - Allegro non troppo
Nr. 22 in g: Moderato non troppo - Moderato
Nr. 23 in F: Adagio - Moderato con moto
Nr. 24 in d: Andante - Moderato

Naar Bachs voorbeeld?

Dat deze 24 Préludes en fuga's op Bachs Wohltemperiertes Klavier zijn geënt staat buiten kijf. Bachs kolossale werk had op Sjostakovitsj een diepe indruk achtergelaten. Bach had de traditie en de tonaliteit geërfd van zowel het contrapunt als de verschillende dansvormen en niet te vergeten de aria, die hij in het WTK op onnavolgbare wijze nieuwe dimensies zou geven. Men mag dan wel zeggen dat de Thomascantor voortborduurde op het bestaande, het oude, maar in vrijwel iedere compositie van zijn hand zijn we getuige van schitterend nieuw leven op basis van die zo vertrouwde compositiebeginselen. Daarbij gingen formele strengheid en expressie bij Bach hand in hand. Sterker nog, ze horen bij elkaar, zijn onafscheidelijk.

Een twintigste-eeuwse componist van groot kaliber kon vanzelfsprekend niet zonder meer teruggrijpen op Bachs tonaliteit, alsof er in de voorbije twee eeuwen geen schokkende bewegingen in de toonkunst waren geweest, Wagners Tristan en de Tweede Weense School bij toeval waren ontstaan, en Hindemiths Mathis der Maler op niet meer dan een 'vergissing' berustte. Let wel, Sjostakovitsj schreef muziek die weliswaar nog steeds is ingebed in een uitgesproken tonale structuur, maar wel opnieuw geordend naar een romantisch concept, waarvan alleen de bestanddelen op Bachs werktafel hadden gelegen. Sjostakovitsj wilde nieuwe wegen vinden binnen de - desnoods tot zijn uiterste grenzen opgerekte tonaliteit, zoals zijn grote voorgangers, maar ook zijn tijdgenoten hadden gedaan en nog deden. Daarmee schiep Sjostakovitsj als het ware nieuwe muziek in een oud jasje. De overbekende toonsoorten met hun specifieke expressieve eigenschappen lagen als het ware voor hem uitgestald: C-groot, helder en verlicht; G-groot, gelukkig en stralend; het krachtige D-groot; B-klein, donker, angst en lijden (met zijn dominant Fis-groot); het helle E-groot; Cis-moll, plechtstatig, somber, voornaam, tragisch (Beethovens strijkkwartet op. 131!), C-klein, gedreven somber, een treurspel op zich; enz. enz.

Het resultaat van dit alles heeft caleidoscopische trekken, als een bonte verzameling levensindrukken die aan de toehoorder in hoog tempo voorbijtrekken. Dan weer zo ruw als een rotsblok, dan weer fijnzinnig poëtisch, in het zicht van de overwinning, of puur beschouwend, of weemoedig op het sentimentele af, dan weer met diepe treurnis vervuld, of uitgespoken zwatgallig, ironisch, opstandig. Het treurspel met een glimlach, het verwijt met een grimas, het keurig verpakte protest, maar toch altijd weer de bonte afwisseling van grote diepgang met bijna verpletterende oppervlakkigheid. De omarming van het schone, afgewisseld door vlijmscherpe ironie, een bulderlach, een verstikte stem, maar in al zijn geledingen een magistraal opus dat het niet zonder een magistrale vertolking kan stellen. Want anders wordt het een fragmentarische lappendeken. Onderlinge samenhang dus, maar niet slechts op basis van een verbindende verhaallijn tussen de delen. Nee, dit is ook de kunst van de verbintenissen binnen de deeltjes, de coherenties in miniatuur, die zich dan vervolgens ook daarbuiten mogen, nee moeten manifesteren, wil de som aanmerkelijk groter zijn dan de delen. Dát kon Tatjana Nikolajeva in haar Melodyia-opnamen en dat kon zij niet meer in haar laatste opname (Hyperion).

Keith Jarrett, de jazzpianist

Waar staat dan Keith Jarrett als vertolker? Sommige recensenten lijken hem in dit werk al te hebben veroordeeld door die ene toevoeging waarmee hij door het muzikale leven gaat: jazzpianist. Alsof een jazzpianist bij de grote Russische componist Dmitri Dmitriëvitsj Sjostakovitsj niets te zoeken heeft. Alsof een jazzpianist met dit opus al bij voorbaat niets weet aan te vangen. Voor mij staat evenwel vast dat van alle althans mij bekende pianisten die zich met de cyclus als geheel hebben beziggehouden (Ashkenazy, Nikolajeva, Papadopoulos, Petroesjanski en Sjerbakov) Jarrett er technisch het beste voor is toegerust. Zijn grote virtuositeit brengt rust in deze vaak hectische muziek. Frases worden ongemeen fraai uitgewerkt, dynamische gradaties krijgen loepzuiver gestalte en het goed gedoseerde pedaalgebruik brengt veel helderheid waar anders groezeligheid zo kan overheersen. Het is niet typerend, maar wel een feit dat Nikolajeva noch Ashkenazy dit niveau halen, met nog als extra kanttekening dat Ashkenazy verdwaald lijkt te zijn geraakt in het domein van de Chopin-Études. Zijn affiniteit met de muziek van Sjostakovitsj lijkt mij doorgaans gering te zijn (excuus, Jan!)

De vraag is dan verder altijd weer of we per saldo met Russische pianisten in dit Russische repertoire niet beter uit zijn? Is het niet zo dat een Nikolajeva als geen ander in staat was om de Russische 'ziel' in deze muziek bloot te leggen? Wat de uitvoeringen door Sjostakovitsj zelf betreft, beschikken we in ieder geval over twee (matige) opnamen met de nrs. 1-8, 12-14, 23-24, die in speltechnisch opzicht weliswaar te wensen overlaten, maar - nog belangrijker! - interpretatief bijna objectiverend koel en afstandelijk zijn. Dit is een 'eye-opener' die er niet om liegt en herinneringen oproept aan Igor Stravinsky die zijn eigen werk juist sober placht te dirigeren.

Jarretts visie op de Préludes en fuga's komt sterk overeen met hetgeen de Russische pianist Svjatoslav Richter eens over zijn spel opmerkte: "Ik speel gewoon wat er staat, niets meer, niets minder, punt uit." (Hij merkte ook eens op: "Ik speel altijd van blad, want anders sluipen er ongemerkt fouten in mijn spel.") Let the music speak. Of Jarrett de sfeer wel of niet raak heeft getroffen vind ik minder relevant dan de nuchtere constatering dat hij precies speelt wat er staat, zonder enige technische beperking, maar wel met volle overgave. Er zijn geen maniertjes, er is geen opgelegd pandoer, er wordt niet gepronkt en van hineininterpretieren is geen sprake. Dat leidt misschien tot nuchterheid, maar niet tot ontnuchtering. Het is een prestatie van de bovenste plank, die een waardige plaats verdient naast de Melodyia-opnamen van Nikolajeva (die inderdaad authenticiteit uitstralen, ook door de vleugelklank, die alle nare eigenschappen heeft van een Russische Petroff-vleugel, ditmaal niet meer dan een slechte imitatie van de grandseigneurs van Steinway, Bechstein en Bösendorfer). Jarretts spel overvleugelt met gemak dat van Nikolajeva in haar (laatste) opname op het label Hyperion. Hij is bijna een halfuur sneller(!) zonder dat zijn spel gehaast of rafelig klinkt. Hij lijkt mij qua tempo sowieso ook op het juiste spoor te zijn, want hij is volgens mij de enige pianist die de metronoomaanduidingen van de componist serieus heeft genomen.

Tot slot mag niet onvermeld blijven dat de ECM-opname de beste is van allemaal, met een vleugelklank die werkelijk staat als een huis.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links