CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2024

Mozart: Vioolconcert nr. 1 in Bes, KV 207

Sinigaglia: Romanza in A, op. 29 - Rapsodia piemontese op. 26

Noah Bendix-Balgley (viool), Berliner Phiharmoniker o.l.v. Kirill Petrenko
BPHR 24048 • 35' •
Opname: juni 2022 (Sinigaglia); nov. 2022 (Mozart), Philharmonie, Berlijn

www.berliner-philharmoniker-recordings.com/mozart-sinigaglia-noah-bendix-balgley-download.html

 

Het is precies een decennium geleden dat de Berliner Philharmoniker een eigen muzieklabel introduceerde, tevens aanleiding om een nieuwe serie opnamen uit te brengen met in het middelpunt orkestleden die een solistische rol vervullen en waarvan met deze eerste uitgave het spits wordt afgebeten door de Amerikaanse, uit North Carolina afkomstige violist Noah Bendix-Balgley, die na het winnen van belangrijke prijzen , waaronder die van de Koningin Elisabeth Wedstrijd in Brussel en het Concours Long-Thibaud in Parijs, en zijn eerste aanstelling als concertmeester bij het Pittsburgh Symphony Orchestra vanaf 2014 deze functie bij de Berliner Philharmoniker bekleedt.

Het basisidee is overigens niet nieuw: ik hoef slechts te verwijzen naar de door Channel Classics uitgebrachte reeks opnamen van aan het Koninklijk Concertgebouworkest verbonden musici (eerste lessenaars) in hun specifieke rol als solist.

Dit door de Berliner Philharmoniker uitgebrachte album is in zoverre interessant dat Mozarts Vioolconcert in Bes, KV 207 in de discografie al rijk is vertegenwoordigd, zowel in ‘traditionele' als ‘authentieke' uitvoeringen. Geen enkele nieuwe opname die daarvan kan loskomen, al geldt wel dat Bendix-Balgley alle solo-cadensen zelf heeft geschreven en dat deze uitvoering alleen al daaraan haar unieke karakter ontleent. Cadensen overigens die beoordeeld naar inventiviteit en goede smaak zó van Mozart afkomstig hadden kunnen zijn.

Noah Bendix-Balgley in de Berlijnse Philharmonie, november 2022

Lang is aangenomen dat Mozart het werk in 1775 componeerde, hij was toen 19, woonde en werkte in Salzburg onder het juk van aartsbisschop Hieronymus von Colloredo (die de scepter zwaaide over het bisdom van 1772 tot 1803). Hij was meer dan slechts een amateurmusicus en herkende al snel Mozarts talenten, om hem kort daarop aan een baan en het daarbij behorend honorarium te helpen, met vader Leopold als tweede kapelmeester en zoon Wolfgang als concertmeester (tot 1777) en hoforganist (vanaf 1779). Colloredo genoot geen al te beste reputatie, een van machtswillekeur vervulde despoot die de inwoners van de stad en dus ook de beide Mozarts allerlei regels oplegde, waaronder die van soberheid en eenvoud. Ook aan de tijdsduur van de kerkmuziek legde hij strikte beperkingen op: composities op dit vlak mochten niet langer duren dan door hem voorgeschreven.

Onder die weinig opwekkende omstandigheden ontstond het Vioolconcert KV 207. Wetenschappelijk onderzoek van het overgeleverde manuscript (papier en handschrift) heeft een aantal jaren geleden tot een – zij het bescheiden – datumverschuiving van het ontstaan ervan geleid: van 1775 naar 1773, dus nog steeds onder het bewind van Colloredo, als opvolger van Sigismund Christoph von Schrattenbach, die van 1753 tot 1771 het bisdom onder zijn beheer had. Schrattenbach wordt in de literatuur omschreven als een wispelturige dweper die zijn patriarchale status niet met enige intelligentie wist te verbinden, maar die wel zeer ingenomen was met de beide Mozarts en dat maakte voor hen wel het verschil.

Het Vioolconcert ontstond kort na Mozarts terugkeer van een reis naar Italië en geen wonder dus dat in het stuk typisch Italiaans-virtuoze stijlelementen zijn terug te vinden. Maar er zijn ook reeds passages die zelfs vooruitlopen op Don Giovanni, duren de aldus opgebouwde spanningen nooit lang om vervolgens plaats te maken voor briljante vrolijkheid.

Natuurlijk straalt het solistisch spel van Bendix-Balgley grote klasse uit (het zou eens niet zo mogen zijn, immers: eerste concertmeester bij een dergelijk toporkest word je uiteraard niet zomaar), maar mijn grootste belangstelling ging toch uit naar twee stukken van Leone Sinigaglia die zelden worden uitgevoerd: de Romanza in a, op. 29 en de Rapsodia piemontese op. 26, beide ontstaan in vrijwel dezelfde periode: rond het fin-de-siècle, op 29 in 1899 en op. 26 in 1900. Op. 29 wordt hier voor het eerst door de Berlijners uitgevoerd, terwijl op. 26 slechts eenmaal eerder op de lessenaar stond, op 4 januari 1907, met als solist Max Lewinger en als dirigent August Scharrer.

Deze beide opera zijn nu voor het eerst vastgelegd (tenzij er ‘ergens' nog een obscure opname van bestaat - wie verder wil neuzen vindt o.a. op Spotify meerdere opnamen van een deel van het oeuvre van Sinigaglia).

 
 

Leone Sinigaglia (1868-1944)

Best wel bijzonder, deze beide Berlijnse registraties, want zelfs voor Bendix-Balgley was Sinigaglia lange tijd een onbekende, tot hij diens muziek ontdekte. Leone Sinigaglia (1868-1944) stamde uit een in Turijn (Torino) gevestigde joodse patriciërsfamilie en oriënteerde zich als componist vooral op de Centraal-Europese Romantiek. Hij reisde naar München, Praag, Leipzig, Berlijn, Parijs, Brussel en Amsterdam, om zich vervolgens in Wenen te vestigen. Daar ontmoette hij Gustav Mahler, Josef Suk en ten slotte Johannes Brahms, die hij als de ‘grootste levende symfonicus' beschouwde. Als leermeester moet Antonín Dvorák evenwel de meeste of meest beklijvende indruk op Sinigaglia hebben gemaakt, want de Boheemse muzikale folklore wordt in zijn muziek onmiskenbaar weerspiegeld. Het zal ook op een ander gebied aanstekelijk hebben gewerkt, want toen Sinigaglia na vijf jaar verblijf in Wenen terugkeerde naar zijn geboorteland, ging hij er aan de slag met het verzamelen en bewerken van honderden volksliedjes uit de regio Piëmont (waarvan Turijn de hoofdstad is en waar hij op 16 mei 1944, ten tijde van zijn arrestatie door de nazi's, aan een beroerte overleed). De Rapsodie piemonte, de feitelijke weerslag ervan, is niet zonder reden opgedragen aan de ‘vereerde meester Dvorák'.

Het is deze dansante rapsodie die door niemand minder dan Fritz Kreisler vaak werd uitgevoerd, meestal ingekaderd in diens eigen composities. Het was in een tijd dat dergelijke miniaturen in zwang waren, om later echter uit het beeld te verdwijnen. Dat mag jammer heten, want ook deze rapsodie getuigt van veel charme en vakmanschap.

Het orkestrale kleurenpalet waarmee de solist in de innig-lyrische Romanza (van het zonnige A-groot naar het donkere a-klein) is omgeven zou zomaar van Dvorák hebben kunnen stammen, maar de bijna rustieke sfeer die het stuk (in A-B-A liedvorm) uitstraalt doet ook denken aan zo'n stuk als Wagners vredige Siegfried-Idyll. Het vredige werk schreef Sinigaglia als herinnering aan zijn gestorven vader.

Ook voor deze beide uitvoeringen niets dan lof, dankzij de vlekkeloze intonatie, gloedvolle toon en tot in de puntjes afgewerkte fraseringen van de zijde van de solist, naast het uiterst geacheveerde orkestspel onder chef-dirigent Kirill Petrenko.

Wel heb ik wel kritiek op de zeer karig uitgevallen speelduur van 35 minuten. Dat kan in deze huidige tijd eigenlijk niet meer, gewend geraakt als we zelfs zijn aan zo'n 80 minuten. De verkoopprijs helpt daarbij zeker niet mee, want die ligt rond de € 15,--. Maar alleen al in de de beide werken van Sinigaglia is er dienaangaande meer dan voldoende compensatie.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links