CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2016

 

Glazoenov: Vioolconcert in a, op. 82 - Raymonda op. 57 (Grand Adagio)

Sibelius: Vioolconcert in d, op. 47 - Suite voor viool en orkest op. 117

Esther Yoo (viool), Philharmonia Orchestra o.l.v. Vladimir Ashkenazy

DG 481 2157 1 • 67' •

   

Alexander (Aleksandr mag ook) Glazoenov (1865-1936) kwam pas betrekkelijk laat in zijn creatieve leven tot het schrijven van een soloconcert. Het prachtige Vioolconcert ontstond in 1904 (hij was toen al negenendertig). Hij droeg het op aan de violist Leopold Auer, die op 15 februari 1905 de première verzorgde tijdens een concert van het Russisch Muziek Genootschap in Sint-Petersburg. Een jaar later was West-Europa aan de beurt, in Londen, met Mischa Elman als solist en Sir Henry Wood als dirigent.

Het eendelige werk (hoewel er wel degelijk secties zijn aan te wijzen) geeft niet alleen als een goed voorbeeld van Glazoenovs uitstekende orkestratiekunst maar ook van zijn 'gevoel voor de viool'. Of hij daarvoor anderen heeft geraadpleegd weet ik niet, maar het ligt voor de hand dat hij bij Auer te rade is gegaan. Interessant is dat het langzame deel precies - en Glazoenov doet dat bovendien ingenieus - het eerste deel doormidden splijt, wat in die tijd beslist een unicum moet zijn geweest. Het stuk mag dan slechts twintig minuten in beslag nemen, het is gecodenseerd geschreven. De technisch bijzonder lastige cadens heeft Glazoenov zelf geschreven. Hij wilde dat blijkbaar niet aan de solist overlaten, hoewel die wel degelijk zijn eigen cadens kan inbrengen.
Het Vioolconcert van Glazoenov mag dan veel minder bekend zijn dat die van Bach, Bartók, Beethoven, Brahms, Bruch, Mendelssohn, Prokofjev, Sibelius en Tsjaikovski (waarmee deze opsomming bij lange na niet compleet is), feit is wel vrijwel alle grote violisten het op hun repertoire hadden, terwijl opeenvolgende generaties zich evenmin onbetuigd laten. Opnamen genoeg dus. Een van de bekendste uitvoerders van het werk was Jascha Heifetz, die er wereldwijd zelfs triomfen mee vierde.

Het ontstaans- en wordingsproces van Sibelius' Vioolconcert is nogal vreemd verlopen. Hij was ooit zelf als violist zijn muzikale loopbaan begonnen, maar moest uiteindelijk buigen voor de weerbarstigheid van het instrument. Dat heeft echter zijn liefde voor de viool niet geknakt, integendeel. De eerste tekenen dat Sibelius (1865-1957) aan een Vioolconcert werkte vinden we in een brief van 18 september 1899. Hij was toen in Berlijn, waar zijn tweede versie van 'En Saga' ten doop werd gehouden. In de Duitse hoofdstad bevond zich toen ook Willy Burmester, een groot violist die vier jaar eerder nog de concertmeester van het filharmonisch orkest van Helsinki was geweest. Het moet tussen beiden hebben geklikt, die twee Zweden (Finland als onafhankelijke natie bestond toen nog niet, het onafhankelijkheidsstreven broeide, al is het overdreven te stellen dat het land zuchtte onder de Zweedse heerschappij). Hoe dat gesprek precies is verlopen valt niet met zekerheid nog vast te stellen, maar nadat Sibelius weer huiswaarts was gekeerd, leefde Burmester - zo beweerde hij in de kranten - in de veronderstelling dat Sibelius het Vioolconcert speciaal voor hem ging componeren en dat hij in Berlijn de eerste uitvoering ervan zou geven. Het pakte echter anders uit. Op 8 februari 1904 was de première in Helsinki, met Viktor Novacek als solist en het filharmonisch orkest van Helsinki onder leiding van de componist. Dat moet voor Sibelius gelijk een koude douche zijn geweest, want er was nauwelijks een muziekcriticus te vinden die voor het stuk ook maar een goed woord over had. Er was er nog even de gedachte dat het aan Novacek en niet aan de componist te wijten was dat het zo 'saai' (dat was de algemene teneur) was uitgevallen: De ongetwijfeld in zijn kuif gepikte Burmester wilde desondanks nog wel naar Helsinki komen om de première nog eens over te doen en daarmee aan te tonen dat het wel degelijk een goed Vioolconcert was, maar dat feest ging niet door. Sibelius was de eerste die eieren voor zijn geld koos en het werk terugtrok, een duidelijke aanwijzing dat hij er zelf ook niet tevreden over was.
In 1905 haalde Sibelius het stuk geheel uit elkaar, reviseerde het van a tot z en voltooide de nieuwe versie nog in datzelfde jaar. De relatie tussen Sibelius en Burmester was ondanks al het gehannes niet stukgelopen: hem werd gevraagd of hij voor de eerste uitvoering in Berlijn wilde tekenen, met niemand minder dan Richard Strauss als dirigent. Edoch, pech voor Sibelius: Burmester kon niet. Maar al snel daarna was er een alternatief voorhanden: Karl Halir, de concertmeester van het Berlijns filharmonisch orkest, zou als solist optreden, met ook nu Strauss als dirigent. Na nog enig schrapwerk (onder meer de tweede cadens in het openingsdeel) mocht Sibelius zich na de Berlijnse première verheugen in een ware zegetocht langs de belangrijkste Europese en later ook Amerikaanse concertzalen. Het aan Franz von Vecsey (een Hongaars wonderkind op de viool die volkomen in de vergetelheid is geraakt) opgedragen opus is tot op de dag van vandaag bij een groot publiek geliefd gebleven.

Het zou voor zowel de soliste, de Amerikaanse, maar in Europa opgevoede Esther Yoo (1994) en de van oorsprong Russische dirigent Vladimir Ashkenazy (1937) teveel eer zijn om in dit geval van twee 'baanbrekende' vertolkingen te spreken, maar laten we wel realistisch zijn: deze concerten zijn al zo vaak en door de grootste violisten en dirigenten vastgelegd dat het volslagen onmogelijk is om daaraan nog iets toe te voegen dat ongekend is. Anderzijds heeft natuurlijk eenieder het recht om zich met deze werken - om het eens in keurig Duits te zeggen - 'auseinanderzusetzen'; en dat dan op een dusdanige manier te doen dat het publiek erdoor wordt geboeid. Daarin is Yoo hier met vlag en wimpel geslaagd Zij heeft nog een grote carrière voor zich en we zullen nog veel van haar gaan horen, want als 21-jarige (in juni wordt ze 22) heeft ze al veel in haar mars. Ashkenazy als dirigent presteert nogal eens wisselend, maar de samenwerking tussen hen beiden in deze twee concerten moet zo ongeveer ideaal zijn geweest, want dat valt bij wijze van spreken van iedere noot af te lezen. Kortom, dit is hogeschoolwerk, dit is geïnspireerd musiceren van de bovenste plank.

Wat (gelukkig!) in deze beide concerten ontbreekt is de holle retoriek en het opgelegd pandoer, wat met name uitvoeringen van het Glazonov-concert nogal eens aankleeft. Er wordt pakkend vanuit een diep empathisch besef gemusiceerd. Opvallend is ook dat solist en dirigent oog en oor hebben voor de vanuit de frase opgebouwde strctuur in het Sibelius-concert met zijn natuurlijke eb en vloed. Ook de ostinati en orgelpunten blijven een spannende aangelegenheid die niet in hun ruwe vorm blijven steken of zelfs tot stilstand dreigen te komen.
Hoewel de opnametechniek in dit opzicht een behoorlijk handje kan helpen, blijft het toch steeds weer een regelrechte uitdaging om orkest en solist ten opzichte van elkaar in de juiste balans te houden, niet in de laatste plaats ten gunste van de nuance. Expressie en sonoriteit, gevoel voor virtuoze en contemplatieve kleuring, ze gaan in deze concerten volmaakt samen. Hier wordt geen strijd of ideologie uitgevochten, maar ligt de klemtoon juist op een eendrachtige aanpak; zoals het hoort. Enerzijds contrasteren solist en orkest, anderzijds vullen zij elkaar aan, in een spanningsvol betoog. Yoo's gepassioneerde maar muzikantesk gecontroleerde benadering ondervindt weerklank bij dirigent en orkest. De toon van Yoo is glanzend, het vibrato niet routineus en het inzicht in deze partituren uitgesproken gerijpt. Dichterlijk en verfijnd, stilistisch optimaal gerealiseerd en technisch vlekkeloos. Zoals het moet zijn maar geen alledaagse kost is. Het Adagio uit Glazoenovs ballet Raymonda en Sibelius' driedelige Suite voor viool en orkest met pittoreske titels (Platteland; In de zomer) zijn een aantrekkelijke bonus, en zeker zoals die hier worden gespeeld.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links