CD-recensie
© Aart van der Wal, oktober 2023 |
Van Schumanns liedcycli is Dichterliebe het meest bekend en dat het zonder meer een meesterwerk is zal niemand, denk ik, bestrijden, wortelend in het romantisch getint idioom waarvan alleen deze componist het geheim bezat: dat zo nobele sentiment met een ironische ondergrond, waarmee het Duitse kunstlied naar nieuwe hoogten werd gestuwd. Zoals ook de lyriek van Heinrich Heine naar nieuwe verten reikte. De liefde die diepe teleurstelling teweegbrengt, zowel zoet als bitter is, met de uiterst beeldende muziek die zich er naadloos bij aansluit. Er zijn zeker raakvlakken met de beide liedcycli van Schubert, waarin eveneens een ongelukkige liefde centraal staat: Die schöne Müllerin en Winterreise, maar anders dan bij Schubert ligt bij Schumann de klemtoon meer op het onbestemde, zoals reeds in het openingslied naar voren komt. Treffend is ook dat het Schumann-lied niet zo ver afstaat van zijn merendeels in het miniatuur gevangen pianowerken, feitelijk ook cycli waarin de emoties en spanningen net zo hoog kunnen oplaaien en waarin de lyriek nieuwe dimensies aanboort. De Duitse bariton Florian Boesch (52) is, evenals zijn landgenoten Christian Gerhaher en Mathhias Goerne, een liedzanger van groot formaat die zich, samen met zijn pianist (ik wil hem voor geen prijs een ‘begeleider' noemen!) Malcolm Martineau (63) diep tot de kern van deze cyclus weet door te dringen, zich er volkomen mee kan identificeren en daarbij een vocale warmte uitstraalt die niemand onberoerd kan laten. Dit is grootse liedzang, geen twijfel mogelijk, want dat komt in deze buitengewoon indringende vertolking voortdurend naar voren: Boesch die met zijn soepele, gedifferentieerde en fluwelen timbre in superieure legatostijl en met zijn vele kleuringsaccenten de intense lyriek van deze liederen tot in het kleinste detail weet te raken. De intieme melancholie die er ook uit spreekt is hartbrekend. Ook in de Kerner-liederen - waarin Boesch de volgorde van de twaalf liederen terecht heeft laten afhangen van de door hem voorgestane dramatische spanningsopbouw (de componist heeft zelf voor de uitvoering geen specifieke volgorde voorgeschreven) - zijn het de formidabele vocalistiek en de evocatieve exploraties van Boesch die de luisteraar aan zijn stoel gekluisterd laat. Dictie en rticulatie zijn fenomenaal, de geëtaleerde gemoedsstemmingen getuigen ook hier van groot inlevingsvermogen en een betere pianist in dit repertoire dan Martineau bestaat eenvoudigweg niet. Wát een liedrecital! index |
|