CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2019
|
Zangkunst in optima forma. Begeleidingskunst in optima forma. Samengevat meesterlijke interpretaties van vijftien van Schuberts meest bekende liederen. Ja, er zijn vele wegen die naar Rome leiden (wat de vergelijking met andere interpretaties zo buitengewoon lastig, zo niet onmogelijk maakt), maar het belangrijkste is toch wel dat de luisteraar 'het' direct herkent en apprecieert: vocale klasse die gepaard gaat met de in het liedrepertoire zo uiterst belangrijke tekstverbeelding. Dat we kunnen invoelen wat ons wordt voorgesteld. Ik mag in dit verband graag verwijzen naar wat voor mij een onvergetelijk gebleven Schubert/Schumann-recital (met eveneens bekende liederen) van een toen nog zeer jonge Elly Ameling is, in 1965 en 1967 opgetekend in Schloss Kirchheim en uitgebracht op Deutsche Harmonia Mundi. Een recital dat werd gedomineerd door een ongekende frisheid, soms zelfs grenzend aan naïviteit. Waar nog het eminente spel bijkwam van Jörg Demus op 'Hammerflügel' en Hans Deinzler op klarinet. Een juweel dat qua Schubert-interpretatie geen nieuwe norm stelde (een onmogelijke opgave trouwens), maar wel voor een nieuwe, verrassende kijk op deze muziek zorgde. Het was een flonkerende frisheid die Ameling later in haar carrière niet meer zou evenaren. Once in a lifetime, en maar goed dat het bewaard is gebleven. Grote vertolkers kunnen dat: overbekend repertoire een nieuwe dimensie geven, de suggestie wekken dat platgetreden paden voor hen niet bestaan, dat routine bij hen geen kans krijgt. Als ze er alle mogelijke moeite voor hebben gedaan om het alledaagse uit te bannen - en dat is meestal niet gemakkelijk, want vocale en tekstbeheersing vraagt nu eenmaal veel repetitietijd - dan merkt de toehoorder er niets van. En zou hij het wel merken, dan is prompt het effect weg. Soms duikt een interessante vraag op: of Schuberts liederen en die van het Oostenrijks-Duitse liedrepertoire überhaupt wel door (mezzo)sopranen gezongen zouden moeten worden. Met de nadruk op 'moeten', want 'kunnen' is hier niet zozeer een thema, maar meer een kwestie van transponeren. Schubert had volgens tijdgenoten overigens een uitstekende (hoge) tenorstem, terwijl zijn goede vriend en pleitbezorger Johann Michael Vogl (hij vertoefde graag en vaak in Schuberts kringen en zong menig Schubert-lied) weliswaar te boek stond als bariton, maar wel over een uitzonderlijk stembereik moet hebben beschikt. Maar nu dan de Duitse sopraan Anna Lucia Richter (Keulen, 1990) die al eerder, onder meer op 29 januari jongstleden in het Amsterdamse Concertgebouw met een Schubert/Wolf-programma - toen met de pianist Gerard Wyss - liet horen dat zij tot de beste liedvertolksters van haar generatie behoort. Het is wederom die bijzondere combinatie van volmaakte en voortdurend glanzende vocalistiek die naast indringende tekstverbeelding het verschil maakt en Richter zich aldus tot de echt grote liedinterpreten mag rekenen. Maar toch zou het geen geweldig recital zijn geworden zonder haar landgenoot Gerold Huber (1969), die tot de beste liedbegeleiders van dit moment kan worden geklasseerd. Een alleraardigst gebaar van Pentatone, het bijgepakte losse kaartje (dat ook prima als postkaart kan dienen) met daarop de afbeelding die ook op de cover prijkt, aangevuld met de tekst die, zeker wat de onderwerp van dit recital betreft, boekdelen spreekt:
We vinden de tekst in Schuberts derde 'Lied der Mignon' D 877. Heimwee, het staat centraal in dit recital. De strofe 'Ich eile von der schönen Erde' vindt zijn pendant in het lied 'Abschied von der Erde', ditmaal niet op een tekst van Goethe, maar van Adolf von Pratobevera. Het cyclische karakter van dit recital is evident... Anna 'Lucia' Richter: een 'lichtend' voorbeeld van magnifieke zangkunst voor de jonge generatie liedvertolk(st)ers! index |
|