CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2018

 

Schubert: Winterreise D 911

Mark Padmore (tenor), Kristian Bezuidenhout (fortepiano)
Harmonia Mundi HMM 902264 • 75' •
Opname: april 2017, Doopsgezinde Kerk, Haarlem

   

Natuurlijk kan Schuberts 'Winterreise' op verschillende wijze worden vertolkt en even vanzelfsprekend zal iedere rechtgeaarde schubertiaan zijn of haar eigen voorkeuren hebben. Waarbij gelijk mag worden genoteerd dat het aantal opnamen inmiddels buitensporige vormen heeft aangenomen. Wie beweert dat er nog best ruimte is voor een 'andere' visie moet toch van erg goede huize komen om die bewering met feiten (wat iets anders is dan emotie) te staven. Laten we bovendien bedenken dat (vrijwel) niemand al die opnamen voldoende kent. Dat is nu eenmaal de valkuil die discografische geschiedenis heet. Wat door de jaren heen is verschenen is onvermijdelijk weggezakt in zowel het collectieve als het individuele geheugen. Niemand is immers een 'wandelende encyclopedie'. Daar komt nog bij dat de jong(st)e generatie mogelijk weinig tot niets van die zo rijke discografische geschiedenis weet en misschien al bij voorbaat denkt dat wat nieuw is per definitie beter is (al is het alleen maar vanwege de opname). Maar ook wie minder jong is zal misschien niet meer zo gauw naar die of die fascinerende mono-opname grijpen, als die überhaupt nog op het netvlies staat. Of hij is zo verslingerd geraakt aan een bepaalde uitvoering dat niets anders meer hoeft of daarvan in de schaduw kan staan. Met wel of niet de nostalgie als doorslaggevende factor....

Dat gezegd hebbende: de nieuwste 'Winterreise' met de Britse tenor Mark Padmore en de Zuid-Afrikaanse (forte)pianist Kristian Bezuidenhout behoort in ieder geval prompt bij de top (die, hoe kan het anders, navenant heel breed is geworden). Dat deze cyclus over verlatenheid, barre kou en uiteindelijk de dood gaat (hoewel die nergens als expliciet uitgesproken feit in deze wonderlijke cyclus is vastgepind), zal niemand betwisten, maar er is veel meer dat de zanger en zijn pianist beweegt. Waarbij bijna automatisch de vraag opdoemt of het wel of niet legitiem is om Schuberts eigen dood hiermee in verband te brengen. Het ligt voor de hand, de liedcyclus ontstond immers in 1828, in Schuberts stervensjaar, maar anders dan tijdens het componeren van 'Schwanengesang' was nog niet alle hoop op een terugkerende gezondheid vervlogen. Hoe wankel misschien ook: ieder mens heeft recht op dat laatste sprankje. Toch lijkt enige distantie tussen de biografische aspecten en deze cyclus gerechtvaardigd: het verband ligt niet vast (hoewel menige operazanger vanuit zijn professie er graag nog een schepje bovenop doet). Met enige voorzichtigheid weliswaar, want al voelde Schubert zich misschien gevoelsmatig niet ten dode opgeschreven, diep in hem kan wel degelijk de gedachte geleidelijk hebben postgevat dat zijn levenseinde toch in zicht kwam. Bovendien, er is niet altijd iets concreets nodig om dat gevoel op te wekken en ook vast te houden.

Padmore is dé zanger om dat bevroren landschap veelzijdig tot realistisch leven te wekken, daarin fenomenaal bijgestaan door Bezuidenhout op een fortepiano van Graf uit de collectie van Edwin Beunk. Wat heet bijgestaan: Bezuidenhout is een verhalenverteller pur sang. Wie terug wil kijken: er is al die fenomenale uitgave van 'Winterreise' met Padmore en eveneens op Harmonia Mundi, maar toen met de pianist Paul Lewis op een 'gewone' Steinway, door mij besproken in december 2009 (klik hier). In dit geval is een vergelijking zeker interessant, al is het alleen maar om de toen gekozen tempi die soms beduidend verschillen van die in deze nieuwe uitgave; wat trouwens ook voor de agogiek geldt. Ik vond het toen al een van de mooiste in de tenorversie, geholpen door Padmore's fabelachtige stemtechniek en zijn indrukwekkend grote expressiepalet (ook in het pianissimo, zoals in 'Der Wegweiser').

Dat was eind 2009 en ik had eerlijk gezegd verwacht dat Padmore's stem op deze opname wat kaler zou klinken, maar dat bleek niet of nauwelijks het geval. Zij het met de kanttekening dat dit wellicht is gemaskeerd door de naar mijn smaak iets te ruime akoestiek van de Doopsgezinde Kerk in Haarlem (wel of niet geholpen door de techniek: er zijn incidenteel hoorbare akoestische verschillen). Wat ook is gebleven is het muzikaal intellect, de bijzondere combinatie van verbeelding en levenswijsheid, maar ook de frisheid en de spiritualiteit die Padmore in deze cyclus van nature legt. Er is minder dan in de vorige opname sprake van totale individuele ontworteling en neergang, alsof er steeds nog een sprankje hoop mag glinsteren, hoe gering die ook mag zijn (wat iets anders is dan dwaallichtjes). 'Letzte Hoffnung' is in dit opzicht meer dan slechts een nauwelijks gemarkeerd tussenstation (de Tweede Weense School gloort hier al). Dat ook Padmore en Bezuidenhout de klemtoon leggen op de bitterheid van de eigen herinneringen van de 'Wanderer', zijn vervlogen verwachtingen en verloren illusies binnen de context van en onherbergzame natuur (die op zich de 'Wanderer' geen vorm van troost of retraite biedt) vloeit voort uit tekst en muziek. Maar menigmaal verdwijnt zelfs de afstand tussen de uiterlijke verschijningsvorm van die weerbarstige natuur en de zielenroerselen van de zwervende. Het beklemmende karakter is ook in de lichtere liederen evident, zonder dat beide vertolkers hun toevlucht hoeven te nemen tot overaccentuering. Het gevarieerde timbre van zowel zanger als pianist maakt datgene mogelijk waarin menig andere duo niet slaagt: ieder lied zijn afzonderlijk karakter geven zonder het drama als geheel uiteen te laten vallen. In deze vertolking is niets marginaal, toevallig of onbelangrijk. Zo krijgt iedere strofe zijn optimale expressie en betekenis. Dat is wat ervaring in combinatie met techniek mogelijk maakt.

Dan nog iets over het instrument, de fortepiano van Graf. Vanuit puur historisch perspectief is dit natuurlijk een logische keuze. Bovendien hoefde er niet te worden getransponeerd: Schubert schreef zijn liederen vooral voor de tenorstem. In tegenstelling tot de 'grote' concertvleugel is de balans tussen stem en fortepiano gemakkelijker te realiseren, terwijl accenten, maar ook bijvoorbeeld gebroken drieklanken pregnanter kunnen worden gerealiseerd. De van nature droge(re), minder ver dragende bastonen ondersteunen het muzikale betoog aanzienlijk beter dan de dikkere en meer volumineuze dan dragende pendanten van de moderne vleugel. Zo komt het zwaartepunt van de vertolking als geheel perfect te liggen bij het punt waar stem en instrument elkaar ontmoeten. De heldere samenklanken, de onovertroffen doorzichtigheid en de bijna natuurlijke accentuering ontstaan bijna vanzelfsprekend en geven het retorisch betoog zowel kracht als glans. Ik noemde reeds het enige kritiekpunt: de nogal ruime akoestiek, maar gezegd moet worden dat die heel snel went. Zoveel staat vast: dit is een van de beste 'Winterreises' van de laatste jaren.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links