![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2017
|
In mijn bespreking van Beethovens Strijkkwintet, het Pianokwartet en de Grosse Fuge door het Budapest String Quartet schreef ik: wie weet nog dat toen het Budapest String Quartet in 1917 werd opgericht door vier vrienden, alle lid van een operaorkest, een ervan een echte Rotterdammer was? Dat was Harry Son, die evenals de overige leden van het kwartet bij Jenö Hubay, zelf eens leerling van Joseph Joachim en David Popper, had gestudeerd. De andere drie leden, Emil Hauser, Alfred Indig en István Ipolyi, waren Hongaren. De Eerste Wereldoorlog had hen van hun broodwinning beroofd en in 1917 namen ze een kloek besluit: de oprichting van een heus strijkkwartet dat financieel geheel en al afhankelijk zou zijn van de kaartverkoop. Toen een unicum, later de gewoonste zaak van de wereld. Al vanaf het prille begin demonstreerde het kwartet zijn indrukwekkende kwaliteiten. Dat veranderde niet toen in de loop der tijd sprake was van (doorgaans onvermijdelijke) bezettingswisselingen. De klankcultuur en de interpretatieve kwaliteiten van het ensemble bleven door de jaren heen constant en wat nog belangrijker is: van een zeer hoog niveau. Het discografische oeuvre van het Budapest String Quartet behoort tot de 'klassieken van de grammofoon' en deze digitaal opgeknapte opnamen (ze verschenen oorspronkelijk op lp) zijn alleen al daarom uiterst welkom. Een warme aanbeveling dus en zeker aan degenen die deze (nog) niet kennen. Dat beeld bevestigt zich alleen maar in deze Schubert-opnamen, met het beroemde Forellenkwintet en de vier laatste strijkkwartetten. We horen op deze dubbel-cd een volbloedige romantische toon in een puur Weens klassiek kader, waarbij de grote technische kwaliteiten van dit ensemble door de diep inkervende interpretatieve aspecten bijna als vanzelf naar de achtergrond worden verschoven. Met andere woorden, dit is kamermuziek van de hoogste orde, waarin gratie, lyriek en ritmische energie zijn gehuld in een sublieme kleurenrijkdom die alle ruimte geeft aan Schuberts melancholieke vergezichten. Of wanneer pulserende onrust zijn weerbarstige sporen trekt en het vormharnas te klein lijkt voor de vele gelaagde gedachtestromen. Interessant is ook om in deze interpretatie te horen hoezeer het Strijkkwartet D 703, de zogenaamde 'Quartettsatz', de weg opent naar de volrijpe kwartetstijl zoals die zich in D 804, D 810 en D 887 openbaart. Alsof een dan nog deels onbekende toegangspoort aarzelend wordt opengezet en ons een blik wordt vergund die idiomatisch al naar Bruckner wijst. Opnieuw heeft Praga veel eer ingelegd met een digitale opfrisbeurt die strikte helderheid paart aan een warm getint klankbeeld. Zelfs de in 1934 gemaakte opname van D 703 blijkt hier van hoge kwaliteit. Maar voor alle als zodanig opgefriste registraties geldt dat daardoor het eminente spel van het Budapest Kwartet nog beter tot zijn recht komt. Een uitgave om te koesteren. index |
|