CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2014
|
Goerne Schubert Edition VIIISchubert: An die untergehende Sonne D 457 - Der Tod und das Mädchen D 531 - Die Rose D 745 - Erinnerung (Totenopfer) D 101 - Litanei D 543 - Auf dem Wasser zu singen D 774 - Abendbilder D 650 - Nach einem Gewitter D 561 - Der Zwerg D 771 - Im Frühling D 882 - Die Blumensprache D 519 - Viola D 786 - An die Entfernte D 765 - Bei dir allein D 866 nr. 2 - Ganymed D 544 - Wanderers Nachtlied D 768 - Schäfers Klagelied D 121 - Heidenröslein D 257 - Rastlose Liebe D 138 - An den Mond D 259 - Trost in Tränen D 120 - Erster Verlust D 226 - Der Musensohn D 764 - Geheimes D 719 - Versunken d 715 - An Schwager Kronos D 369 - Geisternähe D 100 - Das war ich D 174 - Der Rosenband D 280 - Furcht der Geliebten D 285 - An Sie D 288 - Die Liebe hat gelogen D 751 - Lachen und Weinen D 777 - Dass sie hier gewesen D 775 - Der Einsame D 800 - Die Sterne D 684 Matthias Goerne (bariton), Helmut Deutsch en Eric Schneider (piano) Harmonia Mundi HMC 902109.10 • 2.11 • (2 cd's) Opname: april en juni 2011, januari 2012, februari 2012, Teldex Studio, Berlijn Franz Schubert componeerde in zijn korte leven maar liefst meer dan zeshonderd liederen. Het begon al volkomen trefzeker en 'meisterhaft' met Gretchen am Spinnrade, met een diepgang die zeker voor een zeventienjarige ongehoord was en nog steeds is. Schuberts liederen munten uit door diversiteit en reikwijdte, waarvan aantal het predicaat 'muziekdrama', soms zelfs van epische proporties, verdienen. Het was ook Schubert die de 'begeleiding' naar nieuwe hoogten voerde, het instrument vaak een gelijkwaardige rol toebedeelde ten opzichte van de zangstem, of zich zelfs als de protagonist mocht ontpoppen. Schuberts liederen behoren zonder enige twijfel tot de Grote Muziek, maar ze kunnen pas echt gaan 'leven' als ze een passende vertolking krijgen, waarbij het gaat om het juiste evenwicht tussen uitbeelding en vocale techniek. Kortom, het draait om evocatie en zangtechniek en wie daarin op de een of andere manier tekortschiet mist heel wat meer dan alleen de pointe. Schubert, de grote melodicus die bizarre harmonieën niet schuwt en zelfs in ogenschijnlijke eenvoud de hoogste eisen stelt. Hoe eenvoudig is het niet om de stap te zetten van het resignerende naar het larmoyante! Of om zoveel overvloedig drama in te vlechten dat juist het tegendeel wordt bereikt (hoe spaarzaamheid, hoe de toestand van bijna stilstand tot ongekende indringendheid kan leiden bewijst bijvoorbeeld het recitativisch geladen Der Doppelgänger). Laat ik hier niet zeggen dat er geen liedteksten zouden zijn die intussen niet (zeer) gedateerd aandoen, maar laat ik dan gelijk vaststellen dat het veelal Schuberts muziek is die ook deze teksten als het ware boven zichzelf uit weten te tillen, er volkomen nieuwe dimensies aan weet toe te voegen. Het doet er niet eens meer zoveel toe welke elementen daarbij in het spel zijn: tot aan de obsessie grenzende intensiteit, tedere lyriek of samengebalde soberheid. Als zelfs grote dichters de tijdloosheid van hun teksten niet al voorbaat in hun hand hadden, heeft Franz Peter Schubert er uiteindelijk voor gezorgd. Het lot was Schubert niet goed gezind, hij werd op de proef gesteld, we weten er alles van. De ongelukkige die nog veel verder had kunnen reiken als de dood niet tussenbeide was gekomen. In de woorden van de dichter Franz Grillparzer, ze zijn gebeiteld op Schuberts grafsteen: Die Tonkunst begrub hier einen reichen Besitz, aber noch viel schönere Hoffnungen'. Maar men mag met evenveel recht vinden dat de arme componist in 1828 al meer dan genoeg had bereikt. Zeker, Schuberts muziek had niet - zelfs niet in de 'grote' C-dur symfonie D 944 - het monumentale, het omhoogstuwende, revolutionaire karakter van Beethovens muziek, maar zij had wel iets anders: dat vaak door merg en been gaande verlangen naar onbestemde verten, het romantisch gewortelde 'wandern' maar ook dat onaardse, dat Schumann zo treffend met 'himmlische Länge' omschreef. Bruckners 'Länge' begon bij Schubert! Zeker, de muzikale vorm in zijn grote werken was niet echt Schuberts fort, hij bewandelde graag zijpaden waaraan in puur compositietechnisch opzicht de voortschrijdende logica soms ontbrak, maar die onzegbare expressieve kracht is altijd gebleven, heeft de tijd ongeschonden getrotseerd. Schuberts muziek is nog steeds net zo actueel als terstond na haar ontstaan. Grote Muziek dus, het kan niet vaak genoeg worden gezegd. Het zegt iets over zijn affiniteit met het Duits-Oostenrijkse kunstlied van de in 1967 in het Duitse Weimar geboren bariton Matthias Goerne dat we met deze achtste uitgave in zijn Schubertreeks zoveel muzikale en dichterlijke schoonheid in de schoot krijgen geworpen. Weimar, eens de woon- en werkplaats van Bach, Goethe, Schiller, Luther, Herder, Cranach, Wieland, Liszt en Gropius (van het Bauhaus), maar mogelijk zegt het nog meer dat Goerne studeerde bij achtereenvolgens Hans-Joachim Beyer, Elisabeth Schwarzkopf en Dietrich Fischer-Dieskau. Wie onbevangen naar Goernes Schubert luistert waant zich in een muzikaal landschap dat zelfs tot aan de verre einder een verbijsterende, adembenemende rijkdom biedt. Tekst en lied zijn bij hem volmaakt met elkaar vergroeid en dankzij zijn zorgvuldige keuze van de begeleiders is de vocale en pianistieke symbiose die hierdoor wordt gerealiseerd in een woord overweldigend. De uiterste expressie wordt niet geschuwd, het legato wordt zonder enige zucht naar effect meesterlijk uitgesponnen, met een vrijheid binnen de gegeven notenlijnen die opzienbarend is, pulserend geladen en diep resonerend in de ziel. Het valt eigenlijk niet goed onder woorden te brengen wat er zich hier in ruim twee uur afspeelt: Matthias Goerne, eminent begeleid door de pianisten Helmut Deutsch en Eric Schneider, die in alle 36 liederen een onvergelijkelijk decor optrekt dat letterlijk reikt tot aan de 'Grenzen der Menschheit'. Goerne als 'Musensohn' die vocaal zo kan nuanceren dat ieder beeld op zich kan staan, van treffende eenvoud tot superieure gelaagdheid, maar met een coherentie die diep ontzag afdwingt. Dat hij met behulp van meerdere pianisten deze liederen verkent, valt te prijzen: de bariton kent het belang van de pianist in (niet alleen!) de Schubertliederen en heeft zich terecht willen verzekeren van verschillende invalshoeken. Dat geldt overigens ook voor de samengestelde volgorde van de liederen op deze cd, wat de door hem gewenste afwisseling oplevert. Een groot aantal teksten stamt van Goethe, maar we vinden daaronder ook andere bekende namen, waaronder Claudius, Collin, Klopstock, Matthisson, Mayrhofer, Platner, Rückert, Schlegel en Seidl. De opname is een schoonheid. Het kan niet op. index |