CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2024 |
Ten aanzien van Schuberts laatste strijkkwartet in G, D 887, gecomponeerd rond de zomer vai 1826 (Beethoven, Schuberts grote voorbeeld ook in dit genre, leefde nog), is het wat mij betreft niet echt lastig kiezen tussen deze nieuwe uitgave en het album dat reeds een kwarteeuw in mijn (lp)platenkast staat, toen het Takács nog onder contract stond van het Londense Decca. Alleen de violist Edward Dusinberre en de cellist András Fejér waren bij de toenmalige opname betrokken, maar of dat het grote verschil tussen toen en nu kan verklaren? Ik weet het eerlijk gezegd niet. Wat ik wel weet is dat binnen de gelederen van het strijkkwartet niemand een zelfstandige rol kan of mag opeisen en dat de klemtoon altijd ligt op een – hopelijk perfecte – samenwerking. Dat geldt niet alleen voor de puur speltechnische aspecten, maar ook voor het interpretatieve rollenspel dat ieder kwartetlid inneemt. Ook bij onderlinge afwijkende meningen zal er hoe dan ook een modus operandi moeten worden gevonden waarmee te 'leven' valt, een proces overigens dat zich uitsluitend achter de schermen en nooit op het podium dient af te spelen. Dat gezegd hebbende geef ik na het meerdere malen beluisteren van zowel die ‘oude' als deze nieuwe uitgave de voorkeur toch aan de genoemde Decca-opname omdat de in het werk verscholen onrust daarin aanmerkelijk beter tot zijn recht komt en het expressieve profiel scherper wordt aangezet. Ook de tempi waren toen vlotter, de articulatie kruidiger en de dynamiek minder gestroomlijnd. De niet mis te verstane tragiek (de zonnige toonsoort G-groot lijkt eerder een maskerade) die zich in het openingsdeel ontvouwt schrijnt in deze Hyperion-opname niet echt tot in de diepste vezels, neigt de houding van het ensemble meer naar ontspanning dan naar spanning. Het klinkt speltechnisch allemaal tot in de puntjes, uiterst verzorgd, maar tegelijkertijd té verzorgd. In de hoekdelen had ik zelfs menigmaal het gevoel dat de ziel eruit liep. Zij het dat wie die Decca-opname niet kent, het waarschijnlijk niet eens zozeer zal opvallen. Het fenomenaal gearticuleerde, dartelende Scherzo en de warme lyriek in het Andante un poco moto onderscheiden zich gelukkig wel in positieve zin. Aanmerkelijk beter gestemd ben ik over de uitvoering van het Strijkkwartet D 112, maar hier horen we een jonge Schubert: hij was pas zeventien toen hij het schreef, nog duidelijk in de sporen van de Weense Klassiek en dat past het Takács als een handschoen. index |
|