CD-recensie

 

© Aart van der Wal, oktober 2022

Mein Traum

Klik hier voor het inhoudsoverzicht

Stéphane Degout (bariton), Sabine Devieilhe en Judith Fa (sopraan), Pygmalion o.l.v. Raphaël Pichon
Harmonia Mundi HMM 905345 • 83' •
Opname: dec. 2020, Salle Pierre Boulez, Philharmonie de Paris

   

Problematisch? Ja en nee. Schuberts 'Onvoltooide' (het is bij twee afgeronde delen gebleven) wordt in dit programma doorkruist door de aria 'O wie wogt es sich schön auf der Flut' uit Oberon van tijdgenoot Carl Maria von Weber. Het is een verschijnsel dat we helaas steeds meer zien. Dat is alleen te voorkomen door zelf de tracks anders te programmeren. Ik ervoer het in ieder geval als behoorlijk storend.

De albumtitel, 'Mein Traum', refereert aan de tekst die Schubert op 3 juli 1822 neerpende en die door velen in verband wordt gebracht met die 'Unvollendete'. Het origineel is afkomstig uit de nalatenschap van Ferdinand Schubert, een afschrift was in het bezit van Franz von Schober.

Schering
De basis vormt de theorie van Arnold Schering die in de jaren dertig van de vorige eeuw tussen beide het verband legde. Of eigenlijk: probeerde te leggen. Schering huldige de opvatting dat de 'Onvoltooide' (tegenwoordig aangeduid als Zevende en de Negende als Achtste symfonie omdat de onontdekt gebleven Zevende misschien wel nooit heeft bestaan) helemaal niet onvoltooid is gebleven, maar bovendien een rechtstreeks verband heeft gelegd tussen symfonie en het gedicht 'Mein Traum', waarin Schubert droomt dat hij tijdens de begrafenis van zijn moeder aan het graf staat. Daar is dan zijn vader, die tegen hem zegt: "Wat doe jij hier?"  Voor Frans Brüggen leed het geen twijfel: "Als de twee delen van dit gedicht op de twee delen van de 'Unvollendete' worden gelegd, klopt het helemaal, qua stemming en qua afronding, maar ook gerekend naar het jaar van het ontstaan van zowel gedicht als symfonie: 1822. Men staat er niet bij stil, maar dit is een van de eerste symfonische gedichten! Toen we de symfonie met net Radio Kamerorkest deden, heb ik op alle lessenaars dat gedicht gelegd."

'Mein Traum' (uit het cd-boekje)

Maar was dat wel zo? Er is geen enkel document van Schubert overgeleverd waaruit ook maar enig verband blijkt tussen dat gedicht en de symfonie. Schubert rept er evenmin over in zijn brief aan Joseph von Spaun van 7 december 1822. Daarin vermeldt de componist nota bene alle muziek die hij in de laatste maanden heeft geschreven en voegt er veelbetekend aan toe: 'alles, was ich von mir rund meiner Musik sagen konnte'. Belangrijk is voorts dat de datering (3 juli 1822) niet van de componist is, maar - zo blijkt uit het handschrift - van Ferdinand. Kortom, er is geen enkel aanwijsbaar verband tussen gedicht en symfonie.

Bedankbrief?
Twijfels te over dus. Zoals over bijvoorbeeld Schuberts bedankbrief aan de 'Musikverein' in Graz. Volgens het Schubert-Lexikon riekt het zelfs sterk naar een vervalsing omdat het taalgebruik in de brief bepaald niet des Schuberts is en bovendien de componist zijn brieven nooit op die manier ondertekende. Ernst Hilmar, die het handschrift nader heeft onderzocht, kwam tot de conclusie dat het handschrift veel weg had van een typisch 'Kanzleischrift'. Van een ambtenaar dus of anders van iemand die in ambtelijke kringen verkeerde. Het lijkt er verder op dat de handtekening als het ware is ingekopieerd vanuit het oorspronkelijke titelblad van de 'Unvollendete'. Als het inderdaad een vervalsing is doemt de vraag op wat Hüttenbrenner daartoe kan hebben bewogen.

Al heeft die 'Musikverein' wel degelijk een rol gespeeld, want de 'Onvoltooide' was door de componist immers opgedragen aan de 'Steiermärkische Musikverein' in Graz, waar Josef Hüttenbrenner vanaf 1824 directeur was. Dezelfde Josef die zo'n twee jaar eerder als Schuberts 'secretaris', factotum of manusje-van-alles had gefungeerd.

Minstens driedelig
We weten in feite niets over het tijdstip van ontstaan, maar wel dat Schubert minstens drie delen van een 'symfonie in b' heeft gecomponeerd, waarvan eerst in de vorm van een compleet particel. Dat geldt dus ook voor het derde deel, het Scherzo. Van dat particel zijn helaas de eerste drie van de in totaal tien pagina's verloren gegaan (of in onbekend bezit geraakt), maar onderzoek heeft gelukkig geleerd dat ze overeenkomen met de eerste 248 maten van het eerste deel. Het schetsmateriaal voor het derde deel, het Scherzo, eindigt helaas bij het ontwerp van het Trio: de daaropvolgende notenbladzijden zijn leeg.
Het op basis van de schetsen later uitgewerkte partituurmanuscript omvat in totaal zeventig doorgenummerde bladzijden netschrift in Schuberts handschrift. Het betreft de eerste drie delen, maar na twintig volledig geïnstrumenteerde maten breekt het Scherzo om onbekende redenen af. De eerste bladzijde fungeert als titelblad, met daarop fijn gekalligrafeerd: Sinfonia / in / H moll / von / Franz Schubert / mpia (= 'manu propria', eigenhandig). Plaats en datering: Wien den 30 Octob. 1822.

Titelblad
Er is tevens gerede twijfel over de authenticiteit van het titelblad van de symfonie. Want wat is gebleken? Het handschrift van de datering wijkt af van die van de titel. Hilmar heeft bovendien vastgesteld dat Schubert alleen op zijn reizen, werkend aan een partituur, consequent zowel de datum als de 'plaats van handeling' zorgvuldig noteerde. Als hij echter thuis, in Wenen, componeerde deed hij dat nooit. Waarom dan toch Wien den 30 Octob. 1822 ?

Hüttenbrenners
Na Schuberts dood in 1828 volgde het particel van de 'Onvoltooide' , samen met ander notenmateriaal van Schuberts hand, zijn weg naar de Weense handschriftenverzamelaar Nicolaus Dumba. De daadwerkelijke partituur volgde echter een andere weg, naar de broers Anselm en Josef Hüttenbrenner, die beiden nauwe contacten met Schubert hadden onderhouden. Zo had Josef rond 1822 gefungeerd als Schuberts 'secretaris', factotum of manusje van alles. Anselm was op zijn beurt eerst secretaris en vanaf 1824 directeur van de 'Steiermärkische Musikverein' in Graz. Dat verklaart misschien ook Schuberts 'Widmung' van de tweedelige symfonie aan die 'Musikverein'.

Vaststaat dat Josef Hüttenbrenner in 1853 van die partituur een uittreksel voor piano vierhanden samenstelde. Mogelijk heeft Josef daarbij eigenhandig aantekeningen in Schuberts partituur gemaakt, waaronder een reeks aanduidingen voor de instrumentatie en de reeds aangehaalde doorlopende paginering (blz. 2-70). Uiteindelijk kwam de partituur in handen van Anselm (het tijdstip is niet te achterhalen).

Hoe zat het nu precies met de 'Widmung' van de symfonie? Uit een bedankbrief van Schubert, gedateerd 20 september 1823, komt naar voren dat de componist tot erelid van de 'Musikverein' was benoemd en blijkbaar wilde de componist - hoewel dat uit die brief niet blijkt - daar iets tegenover stellen. Althans, zo dacht Anselm erover, want voor hem was dit hét bewijs dat Schubert daarom de symfonie aan de 'Musikverein' had opgedragen.

Herbeck als conservator
Wat er later met de partituur is gebeurd is nog steeds ongewis. We hebben het waarschijnlijk aan de Weense dirigent Johann Herbeck, een ijverige verzamelaar van muziekmanuscripten, te danken dat de 'halve' symfonie bewaard is gebleven. Hij had van horen zeggen dat Anselm Hüttenbrenner tot dan onbekende Schubert-partituren in bewaring had gekregen. Op 1 mei 1865 zocht Herbeck Anselm in Graz op en kon wonderlijk genoeg zonder al teveel moeite de partituur van de tweedelige symfonie meenemen naar Wenen, om het werk daar voor het eerst uit te voeren. Herbeck liet er niet veel gras over groeien: al op 17 december 1865 vond de première plaats, door een orkest van maar liefst ruim honderd musici. Herbeck had duidelijk moeite met de tweedelige opzet van de symfonie, want hij had als 'noodoplossing' voor het ontbrekende derde deel de volgens hem goed daarbij passende, furieuze finale van Schuberts Derde symfonie ingelast.

Aankondiging van het concert van 17 december 1865 o.l.v. Johann Herbeck

Van twee- naar driedelig
De bijnaam 'Unvollendete' dook voor het eerst op in 1867, in de gedrukte partituur van de tweedelige symfonie, zoals die verscheen bij de Weense muziekuitgever Spina.

Merkwaardig is dat Anselm Hüttenbrenner de aan Herbeck uitgeleende partituur nooit heeft teruggevraagd. Of dat dit wel is gebeurd, maar de dirigent daaraan geen gehoor wenste te geven. De partituur bleef dus in handen van Herbeck. Anselm overleed in 1868, Herbeck in 1877. De partituur kwam later in handen van Nicolaus Dumba (die al in het bezit was van het pianoparticel). Links op het titelblad prijkt Dumba's handtekening.
Toen Bumba in 1900 overleed, schonk hij het in zijn bezit zijnde materiaal aan de Weense 'Gesellschaft der Musikfreunde''. Daar ligt het sinds 7 mei 1901.

Het Scherzo bleef lang onder de waterlinie, totdat in 1883 de Pruisische bas en musicoloog Max Friedländer de schetsen onder ogen kreeg en daarover vier jaar later in Berlijn publiceerde. Twee jaar eerder, in 1885, was de 'halve' symfonie in Leipzig in druk verschenen. De schetsen werden later opgenomen in het 'Revisionsbericht' bij Serie I van de 'Schubert Gesamtausgabe'.

Onbekende partituurbladzijde
In 1967 stuitte Christa Landon in het archief van de Weense 'Männergesangverein' op een tot dan onbekende partituurbladzijde met daarop de maten 10 tot 20 van het Scherzo. De instrumentatie was onvolledig, een pagina-aanduiding ontbrak, wat erop wees dat het notenblad nooit in het bezit van de Hüttenbrenners kon zijn geweest. Het blad leek losgesneden te zijn, door wie en wanneer blijft onbekend. Er is reden om aan te nemen dat het blad, ooit in het bezit van de Schubert-familie, bij de een of andere gelegenheid aan de mannenvereniging geschonken is en mogelijk als aandenken heeft gediend.

In 1978 verscheen onder toezicht van Landon en Walther Dürr bij het uitgevershuis Katzbichler een geactualiseerde fascimile-uitgave, zowel van het partituurfragment als van de schetsen (waarvan de lege bladzijden overigens waren weggelaten). In 1996 verscheen in het kader van de 'Neue Schubert-Ausgabe' het voltallig beschikbare materiaal bij Bärenreiter als zakpartituur (maar helaas zonder het doorgaans erbij behorende 'Kritischer Bericht').

Daarmee is zo ongeveer het meest complete, maar wel degelijk door twijfels omgeven beeld geschetst van wat we (denken te) weten omtrent de geschiedenis van Schuberts 'Unvollendete'. Al wat verder nog resteert is - het wordt nog maar eens uitdrukkelijk gezegd - niets anders dan speculatief.

Toch later gecomponeerd?
Wetenschappers, die een duidelijk verband zien tussen het Scherzo-thema en het beginthema van het Trio in Es uit 1827 hebben geopperd dat de 'Unvollendete' niet in 1822, maar (veel) later is gecomponeerd. Uit het door zowel Ernst Hilmar als Robert Winter uitgevoerde papieronderzoek is evenwel gebleken dat de symfonie wel degelijk in 1822 moet zijn gecomponeerd. De papiersoort is namelijk dezelfde als die Schubert gebruikte voor de uit datzelfde jaar stammende 'Wanderer'-fantasie. Bovendien vinden we in de partituur van de 'Unvollendete' het type bassleutel en de toen typische notenkoppen zoals Schubert die in de jaren 1821 en 1822 neerschreef. Toch moeten ook in dit geval weer enige slagen om de arm omdat Schubert eerder gebruikte notenbladen soms later voor ander werk gebruikte. Ook kwam het voor dat (veel) eerder ingekocht blanco notenpapier pas later maar ook kriskras door elkaar heen en niet gebonden aan een bepaalde periode, werd gebruikt.

Creatieve mouw
Van het Scherzo-fragment kan tenminste worden gezegd dat het overgeleverde schetsmateriaal alles bevat dat Schubert voor de verdere uitwerking ervan nodig had. De eerste maten zijn zowaar zelfs volledig geïnstrumenteerd voorhanden. Wat ontbreekt is de verdere instrumentatie en dat we het moeten doen met een nauwelijks uitgewerkt Trio. Daaraan valt echter een creatieve mouw te passen Brian Newbould heeft dat - uiteraard op op basis van zijn inzichten* - al bijna een halve eeuw eerder gedaan en uitvoerig toegelicht in zijn in 1990 verschenen boek 'Schubert and the Symphony', ISBN 9780907689270. De 'oplossing' lag voor de hand: teruggrijpen op Schuberts wijze van instrumenteren (altijd in relatie tot het in die tijd beschikbare instrumentarium, en dan met name de toen gebruikte hoorns en trompetten!) en de herleiding van het Trio zoveel mogelijk vanuit het overgeleverde schetsmateriaal.

Het door Schubert volledig geïnstrumenteerde begin van het Scherzo

Fremdkörper
Het wordt door sommigen als een discrepantie gezien: het 'lichtere' (anderen spreken zelfs van 'triviaal') Scherzo ten opzichte van de - tenminste daarmee vergeleken - voorafgaande twee 'zware' delen. Het is geen nieuw geluid en er zit iets soortgelijks in de commentaren op Bruckners Negende symfonie in de deels gereconstrueerde, vierdelige versie: het 'afsluitende' Adagio (veelal ten onrechte als 'afscheid van het leven' betiteld) en die finale zouden niet bij elkaar passen, terwijl nu juist het merendeel daarvan wel degelijk van Bruckners hand stamt (het wordt hier in extenso uitgelegd). Dergelijke kritiek lijkt eerder een psychologische achtergrond te hebben, ingegeven door een ingesleten uitvoeringstraditie en daarmee de gehoorgewenning, met alles wat daarbuiten valt tot 'Fremdkörper' gedegradeerd. Terwijl Cooke's 'performing version' van Mahlers Tiende in de loop der jaren dusdanig ingeburgerd is geraakt dat het werk niet meer als zodanig wordt ervaren. Waarbij nog mag worden aangetekend dat Mahler alleen het openingsdeel (Adagio) in zijn vrijwel definitieve vorm heeft achtergelaten en alleen al daardoor het contrast met de overige vier onvoltooid gebleven delen wel degelijk als 'natuurlijk' wordt ervaren.

Wel of niet vierdelig?
Daaruit valt geen enkele definitieve conclusie te trekken. Er is immers niets overgeleverd dat naar een finale wijst. Waarom dan toch uit ander materiaal een finale samenstellen? De Britse musicoloog en manuscriptencollectioneur George Grove, de grondlegger van de bekende 'Grove Dictionary of Music', kwam op het idee om de 400 maten lange Entr'acte-muziek (eveneens in b genoteerd!) uit 'Rosamunde' tot finale van de 'Unvollendete' te verheffen. Zo ging het werk op 5 februari 1881 in Londen ook in première. Maar klopte Grove's these ook? Waterdicht is die allerminst, wat al begint met de instrumentatie die anders is dan van de symfonie. De partituur van 'Rosamunde' is duidelijk bedoeld voor het typisch negentiende-eeuwse theaterorkest, wat alleen al blijkt uit de partij voor bastrombone, met zijn lagere tessitura en alleen uitvoerbaar op een quarto-trombone in F, een gebruikelijk instrument in toneel- en militaire muziek, maar afwezig in de drie voorafgaande delen van de 'Unvollendete' (waarin trombones in Bes zijn voorgeschreven). Een ander belangrijk aspect is het (ongedateerde) notenpapier dat volgens Robert Winter aantoonbaar pas vanaf de herfst van 1823 door Schubert werd gebruikt. Wat niet betekent dat de voorstanders van dit alternatief het er bij lieten zitten. Zo werd geopperd dat de componist de Entr'acte-muziek oorspronkelijk voor de finale van de symfonie had bedoeld, maar dat hij deze later omïnstrumenteerde voor 'Rosamunde'. Tja, het kan.

Een terugkerend argument tegen de 'Rosamunde'-finale is de theatraal-dramatische inhoud ervan die zich daardoor niet verhoudt tot wat in sommige kringen wordt gezien als Schuberts symfonische esthetiek. Met in het verlengde of als consequentie daarvan dat de beide eerste delen kwalitatief inhoudelijk op een hoger plan zouden staan dan het daarop volgende Scherzo en de 'Rosamunde'-finale.

De argumenten voor of tegen laten onverlet dat het op zich niet vreemd is om de Entr'acte-muziek toch de status van finale in de 'Unvollendete' te geven. Er zijn immers talrijke verbindingen aan te wijzen tussen het motiefmateriaal zoals Schubert dat in de drie delen van de symfonie én in 'Rosamunde' heeft gebruikt. Wie nog mocht twijfelen: Cohrs toont dat overtuigend aan het slot van het voorwoord, in het thematisch overzicht ('Themen-Übersicht' / 'Table of Themes'), klip en klaar aan.

Dan is er wederom Newbould die in de Entr'acte-muziek een 'fully fledged well-proportioned development section with two strands of development' aanwijst die overeenkomt met Schuberts symfonisch model. Terwijl Schubert de sonatevorm in zijn theatermuziek niet gebruikte. Bovendien is het harmonisch concept van de Entr'acte-muziek duidelijk symfonisch van aard en daardoor tamelijk verwijderd van dat van de toen gebruikelijke theatermuziek. En dan is er ook nog het koene b-klein, een toonsoort die toen nog een experimenteel karakter had. En temeer omdat natuurhoorns in B nu eenmaal niet bestonden. De componist moest het noodgedwongen doen met hoorns in D (of hoorns in E in het Andante) en trompetten in E, wat hem er echter niet van weerhield om lange passages in B in te lassen! En dat in toneelmuziek? Het is nauwelijks voor te stellen.

De 'Unvollendete' met of zonder finale? De waarheid ligt niet eens dicht bij het midden. Het lijkt uitgesloten dat we ooit nog te weten zullen komen of Schubert wel of niet de symfonie van een finale heeft voorzien. En zo ja, in welk conceptueel stadium zich die finale toen bevond. Maar gelukkig kan de cd-koper, anders dan in de zaal, zelf uitmaken of hij wel of niet de 'Rosamunde'-finale als integraal onderdeel van de symfonie wil beluisteren. Zoals dat ook geldt voor de finale van Bruckners Negende.

CD-album 'Mein Traum'
Afgezien van die toch wel merkwaardige sprong van het openingsdeel van Schuberts 'Onvoltooide' naar eerst dat Weber-lied en dan weer een sprong naar het tweede deel, blijft overeind dat dit programma inventief is samengesteld. Dat heeft alles te maken met het merendeels vrij onbekend gebleven repertoire dat hier ten tonele wordt gevoerd (zie de inhoudsopgave). Samenhang en contrast lijkt leidsnoer te zijn geweest, hetgeen een fascinerend beeld oplevert.

Maar ook de vertolkingen getuigen van een uitzonderlijk hoog niveau, zowel vocaal als instrumentaal. Stéphane Degout en Sabine Devieilhe zijn naast hun andere kwaliteiten geweldige liedzangers, maar ook Judith Fa blijkt ideaal, al blijft haar rol beperkt tot slechts twee bijdragen. Raphaël Pichon en zijn ensemble Pygmalion excelleren zowel in Schuberts 'Onvoltooide' (de bezetting is bescheiden gehouden!) als in de instrumentale begeleidingen. De opname is in een woord puik.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links