CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2021


Schubert: 17 Ländler D 366 - Menuet in A met Trio D 334 - Menuet in a met Trio D 277a - 3 Menuetten D 380 - 2 Menuetten D 91 - 16 Ländler en 2 Écossaises D 734 - Menuet in cis, D 600 - Trio in E, D 610 - Menuet in F met 2 Trio's D 335

Daniel Lebhardt (piano)
Naxos 8.574277 • 52' •
Opname: aug. 2019, Bradshaw Hall, Royal Birmingham Conservatoire

   

De typisch Oostenrijkse ländler kennen we voornamelijk als een volksdans die in de verschillende delen van het land een bepaalde benaming heeft: Steirisch, Almerisch, Innviertler, enz. Wanneer deze dansvorm precies is ontstaan is onbekend (zoals dat voor veel folkloristische uitingen geldt, overgaande van de ene op de andere generatie), maar hij gaat in ieder geval terug naar het eind van de achttiende eeuw, zo niet eerder.

Dat een op zich eenvoudige volksdans (doorgaans in twee- of driekwartsmaat) tot een ware kunstvorm kan worden verheven bewezen wel Ludwig van Beethoven, Franz Schubert, Anton Bruckner en Gustav Mahler.

De ländler, maar ook andere dansvormen als het menuet (verbonden met een of meerdere trio's), de écossaise en Duitse dans, heeft Schubert waarschijnlijk puur voor gebruik in eigen kring geschreven. Hun vrolijke, opgeruimde karakter is evident, maar toch trekt er soms een donker wolkje over of vindt zelfs een abrupte wisseling tussen majeur en mineur plaats, waardoor de muziek plotsklaps een ware metamorfose ondergaat, het discours zich, hoe kort ook, van luim naar ernst beweegt. Echter, het zonnige karakter van deze miniaturen staat voorop en zo dienen ze ook te worden uitgevoerd, mede rekening houdend met het feit dat de meeste ervan zijn ontstaan tussen 1813 (Schubert was toen pas 16) en 1818.

Het lijken niemendalletjes waar niet al te veel aandacht op hoeft te worden gevestigd, maar schijn bedriegt. Wie goed luistert hoort eerder minutieus uitgewerkte stemmingsbeelden dan het traditionele dans- en menuetmodel voorbijkomen. Dat moet ook Johannes Brahms hebben ervaren, die als fervent verzamelaar van Schuberts manuscripten onder meer in het bezit was van de 20 Ländler D 366 en de 12 Ländler D 790. Schuberts ländler vormden immers een inspiratiebron voor de Walsen op. 39 en de Liebeslieder-walsen op. 52. Maar laten we ook Anton Webern niet vergeten, die de zes Duitse dansen D 820 voor orkest bewerkte en uit respect voor zijn grote voorganger het originele notenbeeld intact liet.

Voor de pianist geldt dat hij vooral het dansachtige karakter ervan duidelijk uit moeten laten komen, door passende versnellingen en vertragingen, maar ook met behulp van een uitgekiende articulatie en accentuering. Dat is precies wat de Hongaarse pianist Daniel Lebhardt hier doet, in uitermate verfrissende en contrastrijke lezingen die de aandacht voortdurend gevangen houden. Wat hij overigens al eerder presteerde in Schuberts 30 menuetten en trio's , 8 ländler en 5 écossaises, eveneens voor het Naxos-label.

Voor wie hem (nog) niet kent: Lebhardt is bepaald niet de eerste beste. Hij won wereldwijd tientallen prijzen, wordt zelfs door de meest verwende critici beschouwd als een groot talent en staat niet voor niets onder contract bij een van de belangrijkste impresariaten: die van Askonas Holt. Raphaël Mouterde heeft dit in alle opzichten aristocratische spel bijzonder fraai vastgelegd.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links