CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2021 |
Robert Holl hoopt op 10 maart a.s. de - zeker als zanger - zeer respectabele leeftijd van 73 jaar te bereiken (hij werd in Rotterdam geboren op 10 maart 1947). In de zomer van het vorig jaar nam hij in het Oostenrijkse Weinviertel (waar de beroemde 'Grüner Veltliner' wijn vandaan komt) nabij Krems an der Donau bij hoge uitzondering een uitsluitend aan liederen van Schubert gewijde cd op. Samen met de pianist David Lutz, met wie Holl in de afgelopen jaren acht cd's opnam, lijkt daarmee een einde te zijn gekomen aan het twaalfdelige Schubert-project, waarvan er vier samen met een andere pianist: Konrad Richter. Een project dat met uitzondering van dit nieuwe album door al die jaren heen tot stand kwam mede dankzij de samenwerking met de bevlogen producer Jürgen Schmidt van het Duitse label Preiser Records, door de zanger warm gekarakteriseerd als vriend en mentor. Alweer 18 jaar geleden, na de voltooiing van de Schubert-liederen op teksten van Friedrich Schiller, was het Schmidt die zich uitsprak voor nog één Schubert-opname, ditmaal met diens Goethe-liederen. Het project werd echter herhaaldelijk uitgesteld en ten slotte kwam het er niet meer van. Schmidt stierf op 19 augustus 2010, 73 jaar oud. Dat het uiteindelijk toch nog is gelukt, en misschien wel op de valreep van Holls grote zangersloopbaan, mag misschien wel een wonder heten, nu met producer Alexander Grün. Holl heeft het nieuwe album opgedragen aan zijn voormalige vriend en mentor. Robert Holl (gewoon 'Rob' voor zijn vele vrienden) heeft zich een zangersleven lang met Schuberts liederen beziggehouden. Voor hem vormen ze de ideale verbinding tussen muziek en dichtkunst, zoals ze ook aan begin en einde staan van het grootste tijdperk in die toch al zo rijke geschiedenis van de Duits-Oostenrijkse liedkunst in het algemeen en die van de in muziek gevatte lyriek in het bijzonder. Voor Holl is het zonneklaar dat in Schuberts liedkunst de universele geest van de Duitse Romantiek samenvalt met de hoogste esthetiek van het Goethe-tijdperk. De esthetiek van de humaniteit welteverstaan, want volgens hem leeft in haar de religie van de menselijke liefde, om eraan toe te voegen dat het de humaniteit is die de diepste kern is van alle religie. Daarom betekent Schuberts liedkunst de Parnassus van het Duitse kunstlied, waarin de geest van het Goethe-tijdperk zich bovendien het sterkst manifesteert.
Niet alleen in het interview dat ik in december 2015 met hem had (klik hier), maar ook nog daarna en zelfs nog veel later, na zijn optredens en masterclasses in het kader van het Internationaal Liedfestival in Zeist, vertelde hij graag met zijn imposante bas-bariton over wat hem altijd zo sterk in Schuberts liederen had beroerd en ontroerd: dat daaruit voor hem de werkelijke betekenis van het leven bleek; wat hij nog intenser beleefde naarmate hij ouder werd. Dat een groot aantal van Schuberts liederen juist daarover ging en dat zij hem niet alleen in de moeilijke momenten in zijn leven steun hadden gegeven. En als hij op het podium of in de studio stond en hij zijn uiterste best deed om de inhoud van de liedtekst zo schoon, zo puur, zo mooi mogelijk in klank te vatten, was er tevens de 'quinta essentia', zoals hij het noemde: het misschien wel meest wezenlijke in de kunst en wat in de oude filosofie wordt aangeduid als het vijfde element, naast de vier traditionele elementen vuur, lucht, water en aarde. Niet dat hij zich er altijd van bewust was: soms herkende hij pas ná een opname dat 'het' er was. Verdieping, als zanger mééleven met de tekst, de verbeelding haar zo uiterst belangrijke plaats gunnen, de eigen levenservaring mee laten wegen, het individuele karakter van de interpretatie daardoor nog verder stuwend. Levenservaring als optelsom, zo zou het ook in de liedkunst moeten zijn. Er is wat deze laatste opname betreft een duidelijke parallel met die van een andere grote bariton die muzikale geschiedenis heeft geschreven: Dietrich Fischer-Dieskau 1925-2012). Laat in zijn loopbaan, in zowel 'Schwanengesang' als in andere Schubert-liederen, waarin hij werd bijgestaan door de pianist Alfred Brendel, wist ook hij interpretatief een ongekende diepte te bereiken. Alsof een lange levenservaring zijn weg naar diens vertolkingskunst had gevonden. Het maakte veel indruk, het gevoel ook dat juist dit aanmerkelijk zwaarder woog dan stemschoonheid of dat laatste puntje op de (interpretatieve) i. Ik hoorde nog niet eerder een indrukwekkender vertolking van 'Der Doppelgänger'. Winst en verlies, het hoort ook bij de zangcarrière. Want met het klimmen der jaren gaan de gevolgen daarvan, eerder dan bij de instrumentalist, niet aan de zanger voorbij. Wat evenwel nog niet betekent dat het evenwicht tussen techniek en expressie daardoor verbroken hoeft te worden. Grote zangers uit heden en verleden hebben dat aangetoond. Terwijl er ook winst is, in expressieve gelaagdheid, in verdieping, in de verbreding van de muzikale en de dichterlijke context. Het heeft alles met zeggingskracht te maken. Dan schemert er tussen de coulissen van het evocatieve een (nog) hogere, ongrijpbare maar wel degelijk voelbare esthetiek waarin - ik citeer Holl - 'de religie van de menselijke liefde tot leven is gewekt, misschien wel haar 'diepste kern' wordt gevoerd. Artistieke integriteit, het is een ander wezenskenmerk van de zangkunst van Robert Holl, onverschillig of het zijn rol in een complete opera op het toneel van het Festspielhaus in Bayreuth of een 'eenvoudig' lied van Schubert in intieme kring betreft. Er was altijd die absolute wil om het beste uit zichzelf naar boven te halen, uitsluitend in het belang van het onder handen zijnde kunstwerk en daarmee in het belang van de toehoorder. Al kan het voor sommige artiesten een opgave op zich zijn: jezelf wegcijferen om de kunst te laten prevaleren. Echter niet voor Robert Holl. Zijn 'Winterreise' in de jaren negentig, toen met de pianist Naum Grubert, was voor mij een schoolvoorbeeld van wat diep doorleefde en verbeeldingsvolle liedkunst vermocht. En wellicht heeft hij zich als zanger én mens niet duidelijker kunnen 'uitspreken' dan met het liedalbum 'De Kern Van Alle Dingen' (2015). Je kunt je ziel onder de arm meenemen, maar er is niets nobeler dan haar een muzikaal geladen stem te geven. Holls stem is met jaren zwaarder geworden, de weg is afgelegd van bariton naar bas (hij vermijdt deze titel in het boekje: 'Gesang' heet het daar), aan expressieve kracht is niets ingeboet. Integendeel zelfs, er heerst over dit album een sfeer die zich niet gemakkelijk laat beschrijven, hoogstens met enige voorzichtigheid kan worden aangeduid: het herfstachtige, met bomen en struiken in herfsttooi, wellicht aan de grenzen der mensheid maar ook in de overtuiging dat boven alle toppen uiteindelijk toch rust heerst. Er is echter ook een 'Nebensonne': de pianist David Lutz die - ik memoreerde het reeds - al jaren met de zanger samenwerkt, hem daardoor muzikaal als geen ander 'aanvoelt', en waarvan ik mij zo voorstel dat een paar woorden tussen hen beiden gewisseld al voldoende zijn om het vocale discours van de gewenste verdieping te realiseren. De pianist is in de liedkunst niet zozeer 'begeleider' (die veelgebruikte term deugt eigenlijk niet, al weet ook ik niets beters te verzinnen), maar eerder wegbereider en toeverlaat (en meestal tevens het laatste 'woord' heeft) op wiens intuïtie de zanger volledig moet kunnen vertrouwen. Mogen we ons ten slotte vasthouden aan wat het zo treffend gekozen slotlied, 'Hoffnung', ons zegt:
index |
|