CD-recensie

 

© Aart van der Wal, januari 2012

 

 

Johann Christian Schieferdecker: Musicalische Concerte (Hamburg 1713)

Concert nr. 1 in a - nr. 5 in d - nr. 6 in D - nr. 8 in f - nr. 10 in G - nr. 13 in c

Elbipolis Barockorchester Hamburg

Challenge Classics CC72531 • 73 ' •

www.elbipolis.com

www.challenge.nl

Opname: Evangelische Kirche, Isselhorst (D), 4-2011


Johann Christian Schieferdecker (1679-1732) was de zoon van een cantor en organist in Teuchern, een stadje in de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt, nog geen tien kilometer van het cultureel welvarende Weißenfels, waar hertog Johann Adolf I van Saksen het muzikale talent van de zoon van zijn lijfarts, Georg Händel, had ontdekt toen deze op het orgel in de kapel van de kasteelheer een staaltje van zijn kunnen ten beste gaf. Hetzelfde orgel trouwens waarvoor Bach zijn Toccata en Fuga in F, BWV 540 had gecomponeerd.

Schieferdecker moet die andere cantor, de grote Bach in Leipzig, ook hebben gekend want daar bezocht hij de Thomasschool, alvorens de overstap naar de universiteit aldaar te maken. Dankzij de bemiddeling van zijn beste vriend Reinhard Keiser werd Schieferdecker In 1702 aangesteld als klavecinist bij de Opera in Hamburg aan de Gänsemarkt. Of hij al eerder componeerde is nooit echt duidelijk geworden (er is maar weinig van zijn werk bewaard gebleven), maar het lijkt wel waarschijnlijk. Van zijn Hamburgse tijd zijn wel werken bewaard gebleven, zoals de op deze cd vastgelegde 'Musicalische Concerte' uit 1713, waarin de typische stijl van de toen populaire Franse ouverture.

Al vrij kort na zijn aanstelling in Hamburg kwam hij in contact met Dieterich Buxtehude, de vaste organist aan de Marienkirche in Lübeck, die hem als leerling aannam en hem vervolgens als zijn muzikale amanuensis aanstelde. Na de dood van zijn grote mentor en voorbeeld in 1707 werd Schieferdecker door het stads- en kerkbestuur als opvolger van Buxtehude benoemt. Die benoeming had tevens tot gevolg dat Schieferdecker - feitelijk gedwongen - in het huwelijk trad met een van de dochters van Buxtehude, Anna Margaretha. Voor wat hoort wat lijkt toen het devies te zijn geweest, een devies dat volgens musicus, componist en musicoloog Johann Mattheson zijn collega's Händel en Bach ervan weerhielden naar de opengevallen post te solliciteren. Schieferdecker bleef als organist en cantor van de Marienkirche tot zijn dood in 1732 op zijn post. Hij werd opgevolgd door Johann Paul Kunzen.

Met zijn 'Musicalische Concerte' wilde Schieferdecker ook als componist in de Hanzestad naam maken en lag het voor de hand dat hij daarvoor een compositiemodel koos dat al bij voorbaat goed in de smaak zou vallen. Wat lag er meer voor de hand dan de suite op basis van de toen zo geliefde 'Französische Art'? Bovendien was er in de stad veel geld: de opera, een van de mooiste gebouwen in Duitsland, kon dankzij de vele private fondsen moeiteloos het financiële hoofd boven water houden terwijl elders in de stad allerlei concerten en andere muzikale evenementen werden georganiseerd die veelal werden betaald door rijke kooplui. Het moet voor zowel musici, zangers als componisten een waar eldorado zijn geweest.

Schieferdeckers 'Musicalische Concerte' zijn zonder uitzondering knap geschreven en niet zonder verrassingseffecten, zij het door onverwachte melodische of harmonische wendingen, gedurfde instrumentatie of, zoals aan het begin van XIII, in de ouverture de suggestie van een treurmars (mét trommel, klagende blazers en zuchtende strijkers!), slechts kort onderbroken door opgewekter klanken, totdat de daaropvolgende Gavotte losbreekt: die ons pas goed in een vrolijke stemming brengt!

Het Elbipolis Barockorchester Hamburg speelt deze muziek in een woord voortreffelijk, buitengewoon levendig en op het scherpst van de ritmische snede, zonder een spoortje routine. Aan de hand van allerlei details in tempo en frasering blijkt bovenal dat het ensemble in dit barokrepertoire de verworvenheden van de historiserende uitvoeringspraktijk tot het zijne heeft gemaakt. Dankzij de kleinschalige bezetting (slechts drie violen, cello, drie hobo's, fagot, theorbe, klavecimbel en percussie) kijken we als het ware dwars door deze partituren heen, maar met behoud van het expansieve karakter van deze muziek: het klinkt nergens dun of ondervoed, integendeel. Andreas Beutner en Martin Andrae maakten er natuurlijk klinkende opname van. De lezenswaardige toelichting in het cd-boekje rond dit fraaie en vooralsnog unieke(!) project af.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links