CD-recensie
© Aart van der Wal, oktober 2023 |
De ‘kamercantates' van de Italiaanse componist Domenico Scarlatti (1685-1757), zoon van Allessandro Scarlatti (1680-1725), behoren weliswaar niet tot het standaardrepertoire (wat wel geldt voor een groot aantal van Domenico's 555 klaviersonates), maar onbekend zijn ze zeker niet. Zij het weliswaar met enige slagen om de arm, omdat – en dat geldt ook voor die sonates - de te maken keuzen uit het repertoire uiteraard primair aan de musici is en zij het uiteindelijk zijn die bepalen wat het publiek wel of niet voorgeschoteld krijgt. De door het Spaanse ensemble Concerto 1700 onder de artistieke leiding van primarius Daniel Pinteño op dit album bijeengebrachte vier ‘cantate di camera' delen weliswaar de naam van het genre met die van Scarlatti's tijdgenoot Johann Sebastian Bach, maar inhoudelijk staan ze er ver vanaf, al is er wel duidelijk één overeenkomst aan te wijzen: de veelal dichterlijke tekst die als uitgangspunt moest dienen voor de muziek. Afgezien van Bach was de cantate bij uitstek het genre om als ‘laboratorium' te dienen voor operacomponisten, om hun creatieve krachten erop uit te proberen. Met als gevolg dat cantate en opera in zeker opzicht daardoor met elkaar verbonden waren. Voor de cantate gold de (meestal poëtische) tekst als muzikaal uitgangspunt, voor de opera het libretto. Geen wonder dus dat de samenwerking tussen tekstdichters, componisten en musici vruchtbare resultaten opleverde. Het bleek bovendien een effectieve manier om snel nieuw werk te produceren, in een tijd dat het herhaald beluisteren van (zelfs nieuwe) muziek niet gebruikelijk was. Publiek en dus ook musici wilden steeds weer iets nieuws en wat lag dan meer voor de hand dan (snel) een cantate componeren, met als hoekstenen het recitatief en de aria, zoals dat ook bij opera en oratorium het geval was en met als enige belangrijke waterscheiding die tussen tekst en aan de hand daarvan de toegepaste muzikale stijl. Echter, in één opzicht waren de cantates toch wel een buitenbeentje, specifiek bedoeld voor fijnproevers, een relatief klein publiek dat in staat was om het literaire raffinement en de daaraan inherente muzikale subtiliteiten op juiste waarde te schatten. De achttiende-eeuwse Italiaanse dichter Pietro Metastasio bijvoorbeeld liet dat in zijn cantateteksten ook goed tot uitdrukking komen. Maar er viel ook synergie te melden, als uitkomst van de vruchtbare wisselwerking tussen cantate en opera. Technieken die in de cantate werden toegepast vonden hun weg naar de opera, en omgekeerd. Die ontwikkeling vinden we ook terug bij vader en zoon Scarlatti. In het cd-boekje duikt terecht de naam van Farinelli (de artiestennaam van Carlo Broschi) op, al staat het geenszins vast dat Domenico een of meerdere cantates speciaal voor hem componeerde. Wel is duidelijk dat – en ik citeer hier de toonaangevende muziekwetenschapper Malcolm Boyd - de vier op dit album samengebrachte cantates qua stemtype uitstekend bij hem passen. Boyd baseerde zijn oordeel mede op vrij nauwkeurige uitlatingen van de componist en fluitist Johann Joachim Quantz over Farinelli's stemtype. Bovendien moet deze castraat ook de muziek van Scarlatti, naast zoveel andere Napolitaanse componisten, goed hebben gekend. Concerto 1700 (dat in wisselende bezetting optreedt) heeft uiteraard geen gebruik gemaakt van de diensten van een castraat, maar van die van de Portugese sopraan Ana Vieira Leite, wier stemtype zich voor deze cantates uitstekend leent: helder, virtuoos, strak en met een briljante schittering die deze muziek als een handschoen past, bijgestaan door een ensemble dat van grote instrumentale wendbaarheid getuigt en voor de zangstem een bijzonder fraai klanktapijt heeft uitgelegd. De recitatieven, aria's en cadensen staan als een huis, het amoureuze karakter van tekst en muziek wordt door de ingebrachte souplesse fraai onderstreept en de balans tussen zangstem en de vijf instrumentalisten (twee violen, cello, theorbe, barokgitaar, luit, klavecimbel) is ideaal. Amorosi Accenti! index |
|