CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2010
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Arthur Rubinstein -
|
Arthur Rubinstein in 1937 | |
Het is een wonder dat Arthur Rubinstein (1887-1982) zich rond de jaren dertig zo overtuigend heeft weten te ontworstelen aan de gestage neergang die hem in de tweede helft van de jaren twintig trof. Tot die tijd had hij zich zelfbewust en met flair als concertpianist met een breed repertoire staande gehouden, maar Rubinstein miste een duidelijke richting en zijn spel weerspiegelde dat ook. Hij nam een rigoureus besluit en stopte enige jaren met publieke optredens teneinde zijn gehele repertoire opnieuw onder de loep te nemen en intensief in te studeren, waarbij hij dan tevens hard aan zijn techniek werkte. Dat betekende nogal wat voor een pianist die de veertig al was gepasseerd en tot dan overal grote successen had geboekt. Maar Rubinstein was kritischer dan zijn publiek, dat hem op handen droeg. Toen hij echter zijn rentree had gemaakt waren de kenners en critici het er roerend over eens: Rubinsteins 'sabbatical' had krachten in hem losgemaakt die er voordien niet waren. Zijn interpretaties waren verder gegroeid, zijn techniek was nog verder verbeterd en de spirituele kracht van zijn vertolkingen was onmiskenbaar toegenomen.
Het is alsof Rubinstein in voortdurende dialoog is met zijn beroemde landgenoot. Ondanks alle virtuositeit ademen deze uitvoeringen beheersing en rust uit, alsof de pianist zich voortdurend realiseert dat deze miniaturen het niet van uiterlijk vertoon of holle retoriek moeten hebben, maar van de esprit die voortdurend een ander gezicht heeft, andere stemmingsbeelden oproept. Het is het discours die van de poëtische verfijning naar de masculine heroïek loopt, met her en der de gapende afgrond.
Het zou bovenmenselijk zijn dat iedere noot, iedere frase geen wankeling kent, ieder akkoord altijd precies is gearticuleerd. Er gaat soms weleens wat mis, wordt in de hitte van de strijd het precaire evenwicht heel even verbroken, maar laten we dan wel bedenken dat vandaag de dag, met al die digitale hulpmiddelen die ter beschikking staan, bij wijze van spreken tot op de nanoseconde kan worden gecorrigeerd (wat vaak geen zegen is, want de muziek kan op die manier haar levenskracht verliezen).
Dat vrijwel alle walsen ontbreken is jammer, maar het glas is wel halfvol in plaats van halfleeg. Alleen al de uitvoering van de beide pianoconcerten met het subliem spelende London Symphony Orchestra onder leiding van Sir John Barbirolli is een mijlpaal in de fonografische geschiedenis.
Uiteraard betreft dit uitsluitend mono-opnamen, maar alleen in de beide pianoconcerten wordt het stereo-beeld gemist. Maar zelfs dan went het snel. Geweldig dat zoveel moois nu zo keurig bij elkaar is gebracht! Als de platenkopers van zo'n zeventig jaar terug nu eens over onze schouders konden meekijken... Ze zouden het niet geloven...