CD-recensie

 

© Aart van der Wal, januari 2021

Reicha: Sinfonia Concertante in G (voor fluit, viool en orkest) - Sinfonia Concertante in E (voor twee celli en orkest)

Alexis Kossenko (fluit), Chouchane Siranossian (viool), Christophe Coin, Davit Melkonyan (cello), Gli Angeli Genève o.l.v. Stephan MacLeod
Claves CD 50-311 • 71' •
Opname: maart en juni 2020, Studio Ernest-Ansermet, Genève

www.claves.ch

   

Anton Reicha (1770-1836), geboren in Praag en overleden in Parijs, was een belangrijke tijdgenoot van Beethoven (1770-1827) en naast componist ook een uitstekend fluitist, pedagoog en muziektheoreticus. De Bohemer die vooral bekend werd door zijn vakmanschap, noblesse en kracht uitstralende muziek is desondanks in de hedendaagse periferie blijven steken omdat het een deel van oeuvre aan voldoende diepgang ontbreekt. Zijn belang als theoreticus moet vooral worden gezocht in zijn grote belangstelling voor maar als componist ook de praktische toepassing van het fenomeen van de fuga en de variatievorm, domeinen waarin hij uitblonk en waarvan hij waarde en betekenis doorgaf aan zijn leerlingen (die er later uiteraard veel profijt van hadden).

Anton was vijftien toen hij vanuit Praag in Bonn belandde, waar hij door zijn oom Joseph Reicha, cellist en dirigent van het plaatselijk hoforkest, als geadopteerde jongeling in het gezin werd opgenomen. Het duurde danook niet lang of de muzikaal getalenteerde pleegzoon (hij speelde fluit en viool) werd aangesteld in het hoforkest. Daar maakte hij ook kennis met Beethoven, waaruit zich een levenslange vriendschap uit zou ontwikkelen. En evenals Beethoven trok ook Reicha naar Wenen, de muziekstad par excellence.

Waar of niet waar, Reicha's grote belangstelling voor de fuga (hij droeg er maar liefst 36 op aan Joseph Haydn!) zou Beethoven later hebben aangespoord om zich ook aan dit bijzondere genre te wagen.

Waar Beethoven gedurende zijn gehele verdere loopbaan met Wenen verbonden bleef, besloot Reicha om zich in 1808 in Parijs te vestigen (hij was er al eerder geweest, in 1799). Hij had het plan opgevat om een carrière als operacomponist op te bouwen en de Franse hoofdstad met zijn bruisende Opéra leek hem daarvoor bij uitstek geschikt. Het bleef echter bij grootse plannen, want hij kreeg er als operacomponist geen enkele voet aan de grond. Wel slaagde hij erin om een aantal composities uit te laten geven en een groot aantal leerlingen om zich heen te verzamelen. Dat laatste leidde er uiteindelijk toe dat hij zelfs een aanstelling kreeg aan het toen al zeer prestigieuze Parijse conservatorium: hij werd benoemd tot docent in het vakgebied van contrapunt en fuga. Niet alleen bezat hij op dit gebied de nodige autoriteit, maar zijn theoretische geschriften werden later ook hoog gewaardeerd door componisten als César Franck, Franz Liszt en Hector Berlioz.

Reicha liet een aanzienlijk oeuvre na, waaronder maar liefst vijftien opera's, drie symfonieën, een groot aantal kamermuziekwerken in de meest uiteenlopende bezettingen, naast solostukken en natuurlijk al die fuga's en variaties.

Van de beide sinfonia's Concertante componeerde Reicha de eerste tussen 1787 en 1794, toen nog in Bonn, waar hij als fluitist was verbonden aan het hoforkest van de Keulse keurvorst prins Maximilian, met zijn oom Joseph als dirigent. Het werk laat goed horen wat Reicha als componist toen al in zijn mars had, terwijl de virtuoze fluitpartij doet vermoeden dat hij ook op dit instrument zeer goed uit de voeten kon.

Na de invasie van de Franse troepen besloot Anton in 1794 Bonn te verruilen voor Hamburg om vandaar, in 1799, naar Parijs te trekken (hij zag daar toen al een operacarrière voor zich in het verschiet liggen). Het verwachte succes bleef uit en werd in 1802 Wenen de nieuwe woonplaats. Dat was uiteraard geen toevallige keuze: niet alleen woonde zijn vriend Beethoven er, maar ook Haydn die als componist een enorme reputatie genoot en waarvan Reicha verwachtte of tenminste hoopte dat deze hem verder op het paard zou kunnen zetten. Immers, Haydn had ook in Parijs grote successen geboekt en in Wenen beschikte hij over een zowel adellijk als muzikaal netwerk dat Reicha zeker van pas zou komen.

Maar Reicha merkte al snel dat Haydns en ook Mozarts grote reputatie toen al tanende was. hun muziek had zelfs al het stempel 'ouderwets' opgedrukt gekregen, wat alles te maken had met, zoals Reicha opmerkte, de opgetreden verzadiging door teveel uitvoeringen, waardoor rond de eeuwwisseling de aandacht van het publiek maar ook van de musici zich althans deels had verlegd naar wat Reicha noemde 'een andere vorm van instrumentale muziek die min of meer de Barok weerspiegelde.'

De sinfonia Concertante als genre was oorspronkelijk in Frankrijk ontstaan en had zich gedurende de tweede helft van de achttiende eeuw ook over andere delen van Europa verspreid. Voor Reicha leek het daarom een uitgelezen gelegenheid om de Weners ermee te confronteren.

De cellisten Christophe Coin en Davit Melkonyan met het Gli Angeli Genève o.l.v. Stephan MacLeod tijdens de opname van Reicha's Sinfonia Concertante in E

Hoe Reicha zich als componist in Weense adellijke kringen heeft weten te nestelen blijft ongewis, maar hij zal het ongetwijfeld aan Haydn te danken hebben gehad dat hij nog in in 1802 zijn opera L'Ouraganan in het paleis van prins Lobkowitz ten tonele kon voeren. Lobkowitz stond bekend als een groot mecenas die de muziekkunst een zeer warm (ook financieel) hart toedroeg en menige componist en musicus mede op het pad van het succes wist te zetten. Zelf violist en cellist had hij in 1799 de balzaal van zijn Weense paleis zewlfs laten ombouwen tot een heuse concertzaal, waarin plaats was voor zo'n vierentwintig musici. Reicha omschreef de omvang als volgt: 'vier tot zes eerste violen, evenveel tweede violen, drie tot vier altviolen, evenveel celli en contrabassen' (geen woord helaas over de blazers)*.

De tweede Sinfonia Concertante moet rond die tijd zijn ontstaan. Immers, het werk is geschreven voor twee celli, toen bepaald geen alledaagse combinatie. Twee cellisten van naam (ze stonden bekend als 'Kammervirtuose', vaak ook optredend als duo), Anton Kraft (1749-1820) en zijn zoon Nikolaus (1778-1853), waren net in dienst getreden van prins Lobkowitz, nadat ze - evenals eerder Haydn - van hun voormalige broodheer, prins Esterházy in Eisenstadt, afscheid hadden genomen. Dat maakt het overigens minder waarschijnlijk dat Reicha het werk voorbestemde ter uitvoering door twee andere virtuoze cellisten: Vinzenz Hauschka, Joseph Lincke (hij speelde in Beethovens entourage een belangrijke rol) of Joseph Merk. Wat ook pleit voor de beide heren Kraft is het letterlijke citaat in de Sinfonia Concertante uit het minore-deel van het rondo uit Haydns Celloconcert in D (de maten 119-126), een werk dat Haydn in 1783 speciaal voor Anton Kraft had gecomponeerd.

Zowel de in Wenen ontstane Sinfonia Concertante als die uit Bonn laat duidelijk horen dat Reicha in dit genre zeker wist te excelleren, en dan vooral dankzij krachtige inventie, nieuwe compositietechnieken, instrumentale finesse en niet in de laatste plaats zijn vormbeheersing.

Deze uitvoeringen brengen het beste uit de beide werken naar boven: er wordt geïnspireerd en geëngageerd gemusiceerd, de techniek is vlekkeloos en de opname is net zo geslaagd. Aldus mogen we best spreken van een waardige en tevens belangrijke toevoeging aan de gelukkig nog steeds groeiende Reicha-discografie.

________________
*) Dit komt grosso modo overeen met de bezetting van Gli Angeli Genève: zes eerste violen, vier tweede violen, vier altviolen, drie celli, twee contrabassen, aangevuld met twee fluiten, twee hobo's, twee fagotten en twee hoorns.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links