CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2023 |
Met dit nieuwe album met Rachmaninovs beide laatste symfonieën, aangevuld met het symfonisch gedicht Het Dodeneiland sluit het Philadelphia Orchestra onder leiding van zijn chef-dirigent Yannick Nézet-Séguin het symfonisch oeuvre van deze componist af. Dat daarmee dan tevens Rachmaninovs 150ste geboortejaar (hij werd op 1 april 1873 in Staroroesski Oejezd geboren en overleed op 28 maart 1943 in het mondaine Beverly Hills) wordt gevierd is binnen dit gegeven niet meer dan een bijkomstigheid. Wel missen we helaas de eendelige 'Jeugd'-symfonie, want dat had het beeld echt compleet gemaakt. Wat evenwel het meest telt is dat dit opnieuw geweldige uitvoeringen zijn die de grote Rachmaninov-traditie van de Philadelphians weerspiegelen (aan de wieg ervan stonden zowel de componist zelf in zijn rol van pianist én dirigent, als Leopold Stokowski en later Eugene Ormandy), en waaruit tevens Nézet-Séguins sterke affiniteit met dit oeuvre blijkt. Opnieuw, want de vorige uitgave, met de Eerste symfonie en de Symfonische dansen was evenzeer een schot in de roos (hier besproken).
Het kan niemand ontgaan dat hier modelvertolkingen in de schijnwerpers staan, met als belangrijkste 'wapenfeit' dat de partituur werkelijk tot diep in het hart uiterst nauwgezet wordt gevolgd, zowel wat betreft tempo en frasering, als de niet minder belangrijke dynamiek. Ook Nézet-Séguin heeft, zoals zijn meeste voorgangers en tijdgenoten, ervoor gekozen om in het fenomenale Scherzo van de Tweede symfonie geen coupures aan te brengen, in andere uitvoeringen een ernstig minpunt,waaronder die onder Eugene Ormandy (CBS, later Sony) en André Previn (RCA Victor). Beide dirigenten trokken toen niet de wijze les die Leopold Stokowski hen voorhield uit diens uiterst pakkende uitvoering met het Hollywood Bowl Orchestra in 1946, zónder coupures en mét de herhaling van de expositie Allegro moderato in het openingsdeel (hier op YouTube). Dat Nézet-Séguin anders dan Stokowski, maar wel in lijn met de inmiddels gevestigde traditie, in dat openingsdeel, Allegro moderato, de herhaling van de expositie achterwege liet mag inmiddels wel traditie worden genoemd, want anders dan misschien gedacht doet die herhaling overbodig aan, terwijl het bovendien de algehele werkstructuur niet ten goede komt. Een misrekening van de componist? Wie zal het zeggen. Een ander belangrijk punt - en dat treft zowel deze symfonie als de Derde en Het Dodeneiland - is dat van de fijnmazige temporelaties die worden ingevlochten, naast de net zo belangrijke, bijzonder goed geslaagde dosering van de vele spanningen die ook de orkestwerken van deze componist zozeer kenmerken. Nézet-Séguin lijkt hiervoor een zesde zintuig te hebben ontwikkeld, waardoor ook de spanningsbogen tot overweldigende, maar nergens overdreven dimensies kunnen uitgroeien. Het zijn zo van die processen die Nézet-Séguins sterke affiniteit met dit repertoire onomstotelijk aantonen. De autoriteit die van deze uitvoeringen afstraalt is net zo indrukwekkend als de romantische warmbloedigheid ervan.
Het Dodeneiland vormt, evenals de Symfonische dansen (Rachmaninovs laatste orkestwerk), in dit oeuvre een verhaal apart. Het is gestoeld op een aloude Italiaanse legende over een dode die zichzelf in zijn doodskist heeft neergevlijd. Wie de staande, in een witte wade geklede figuur is, is ongewis, al zou het een geestelijke kunnen zijn die de dode begeleidt naar zijn laatste rustplaats op het eiland, dat is omgeven door donker water dat reminiscenties oproept aan de Styx, de rivier waarover de overledenen naar het dodenrijk worden geroeid. Op het schijnbaar geheel verlaten eiland zien we de lijkkist. De ramen in de rotsen rechts suggeren graftombes. Wie weleens in de avondschemering het Venetiaanse graveneiland San Michel heeft bezocht kan zich er allicht enigszins een voorstelling van maken. Of Rachmaninov een of meerdere van de drie verschillende versies in origineel heeft gezien blijft in raadselen gehuld. Daar hij er op een of andere manier kennis van heeft genomen staat uiteraard wel vast. In muzikaal opzicht heeft de afbeelding - geheel in laatromantische sfeer - in de meest letterlijke zin een fantástisch kleurenpalet opgeleverd waarin het spookachtige, sombere en donkere karakter van het schilderij schitterend tot uitdrukking is gebraxht. Maar toch, echt mistroostig is het slechts bij vlagen. In deze vertolking is het een stuk vol sfeertekening, maar zonder overdreven melodramatische effecten, met alle denkbare details die Rachmaninovs meesterlijke orkestratiekunst optimaal tot gelding laten komen. Het is een en al klankmagie dat uit dit sterk verhalende karakterstuk door de Philadelphians onder Nézet-Séguin omhoog welt. Ook deze uitgave wordt weer gekenmerkt door een schitterend klankbeeld, zelfs van pure demonstratiekwaliteit (audiofielen, opgelet!) , met uiterst kleurrijke instrumentale soli en diep inkervende tutti in een afwisselend dramatisch en lyrisch vormgegeven discours. index |
|