![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2013
|
Rachmaninov: Pianosonate nr. 1 in d, op. 28 - nr. 2 in bes, op. 36 Nikolai Lugansky (piano) Naïve Ambroisie AM 208 • 60' • Opname: mei 2012, Potton Hall (VK)
Het was eerst even schrikken toen ik dit in het cd-boekje las over de Tweede sonate. Want was Lugansky hier misschien al te eigengereid te werk gegaan?
Hoe zit het precies met die twee verschillende versies? Rachmaninov, een groot bewonderaar van Chopin, vergeleek zijn in 1912 in Rome begonnen en in 1913 in Moskou voltooide Tweede sonate met die van Chopin, eveneens in de toonsoort b-klein, en moest daaruit concluderen dat Chopin maar negentien minuten nodig had om daarin alles te zeggen wat er muzikaal maar te zeggen viel. Terwijl Rachmaninovs sonate zo'n vijf minuten langer duurde en hij met het gevoel bleef zitten dat het stuk gewoon te lang was. Of hij die mening ook was toegedaan rond de première van het stuk, op 3 december 1913, met de componist zelf aan de vleugel, verhaalt de geschiedenis niet, maar wel staat vast dat Rachmaninov in 1931 de sonate danig omwerkte. De structuur van het gehele werk werd stevig onder handen genomen, waarbij tevens het 'virtuoos klatergoud' werd verwijderd. In totaal werden er 120 maten geschrapt en werd de tijdsduur teruggebracht tot - u raadt het al - de negentien minuten van Chopins Tweede sonate. Maar ondanks die ingrijpende revisie bleven bij Rachmaninov de twijfels. Die had hij mogelijk weg kunnen nemen na een tweede revisie, maar het kwam er niet (meer) van. De manuscripten van beide versies zijn bewaard gebleven en dus is het niet verwonderlijk dat de ene pianist voor de (eerste) versie uit 1913 en de andere voor de tweede) versie uit 1931 kiest, terwijl er ook pianisten zijn die er een soort smeltkroes van maken, zo in de trant van een beetje van dit en een beetje van dat, en dan flink schudden maar. Dat laatste pretendeert Lugansky te hebben gedaan, wat uiteraard zijn goed recht is, maar ik had het beduidend eleganter gevonden als het label dit keurig op het doosje en niet alleen in het boekje had vermeld. Dan had de argeloze cd-koper immers geweten hoe wat dit betreft de vlag ervoor staat. Nu vallen - de partituur van beide versies volgend - die ingrepen van Lugansky in de praktijk reuze mee, maar toch. Er is overigens zeker iets voor te zeggen om een aantal 'verbeteringen' die in de 1931-versie hun effect duidelijk niet missen, in de 1913-versie over te nemen; en dat heeft Lugansky in ieder geval - met goed gevolg - gedaan. Over de uitvoering van beide sonates niets dan de hoogste lof: Lugansky is een van die pianisten die in deze beide sonates duidelijk maken dat er pianistiek én pianistiek is. Ondanks de talloze wervelwinden gaat er geen detail verloren en blijft Lugansky de echte heer en meester over deze menigmaal buitengewoon weerbarstige materie. Dat geldt met name voor de buitengewoon lastige, zowel technisch als evocatief veelge(p)gelaagde Eerste sonate (evenals Liszts Faust-symfonie gemodelleerd naar de drie voornaamste karakters in Goethes Faust: Faust in het openingsdeel, Gretchen in het Lento en Mephistopheles in het slotdeel). Zo hoor je dit werk zelden zo scherp omlijnd, maar tegelijkertijd met zoveel kleuringsnuances en fijnzinnig afgestemde, dynamische gradaties. Ook de wijze waarop Lugansky de karakters vormgeeft en uitspeelt verraadt interpretatief topniveau. Prachtig opgenomen is dit een echte aanwinst voor het Rachmaninov-repertoire. index |